Patrick DeWitt: ‘Mensen associëren een masturberende desperado niet met de klassieke revolverheld.’
.
Toen Patrick DeWitt een voorschot kreeg op zijn tweede roman De gebroeders Sisters kwam er op slag een einde aan zijn leven als bouwvakker. Met succes. De auteursrechten van de western zijn inmiddels verkocht in 27 landen en ook een verfilming staat op stapel. Een gesprek met de in Amerika wonende Canadees in Amsterdam.
DeWitt weet dat zijn naam oorspronkelijk uit Nederland komt, maar omdat zijn stamboom zo ver terugloopt heeft hij geen idee hoe de vork in de steel steekt. Hij heeft nog geen tijd gehad om zich erin te verdiepen en zal daar zeker nu ook geen tijd voor hebben, want het succes van De gebroeders Sisters is nauwelijks bij te houden. In de VS beleeft het boek inmiddels een twaalfde druk, en in Canada en Engeland werden gezamenlijk al meer dan tweehonderdduizend exemplaren weggezet. Het succes van De gebroeders Sisters beperkt zich niet alleen tot de commerciële zijde, maar het werk wordt ook artistiek op waarde geschat; de titel staat inmiddels op de nominatielijst van Man Booker Prize. Toch was DeWitt op voorhand vrij onzeker over de ontvangst van zijn nieuwste boek.
Waarom was je bezorgd over je roman De gebroeders Sisters?
‘In het begin wilde ik De gebroeders Sisters geen western noemen. Het schrijven van een western druist immers tegen de literaire wetten in. In dat genre is niet per se behoefte aan literair vernuft en een kwalitatieve inhoud. En in de literaire wereld is niet echt behoefte aan een western. Daarom dacht ik dat De gebroeders Sisters iets anders was. Maar hoe je het ook wendt of keert, dit werk heeft alle klassieke elementen van de western; paarden, hoeren, bijgelovigheden, pistolen, dronkaards en good guys en bad guys. Uiteindelijk heb ik mijzelf erbij neergelegd dat het een western is. Maar toch is het geen traditionele western geworden. Eli Sisters, de hoofdpersoon, is geen klassieke revolverheld. Hij is onzeker, doet aan de lijn en masturbeert… (schiet in de lach). Dat associëren mensen niet met John Wayne. Enerzijds was ik vooraf bezorgd dat westernfans het niet tof zouden vinden omdat zulke zaken western oneigen zijn. En anderzijds dat mensen die westerns niet waarderen het niet zouden accepteren juist omdat het een western is. Afijn, ondanks de verhalen die ik hoorde over het onverbiddelijke lezerspubliek heeft 90 procent van de mensen de roman goed ontvangen.’
Je hebt in Californië en Oregon gewoond, twee bepalende plaatsen in het verhaal. Was de roman er ook gekomen als je ergens anders had gewoond?
‘Waarschijnlijk niet. Ik heb mijn hele leven op verschillende plaatsen aan de westkust gewoond. Mijn vader had een boerderij in Brits Columbia, Canada. Om de zoveel jaar kreeg hij genoeg van het koude weer en verhuisden we naar Californië om uiteindelijk weer naar Canada te gaan. Dat is vier keer gebeurd. Nadat ik uit huis vertrok bleef ik bij de westkust. Ik ben naar Seattle gegaan en woon tegenwoordig in Portland, Oregon. De trip van noord naar zuid is een mooie om te maken, want het landschap is ontzettend divers. Palmbomen en cactussen in het zuiden, sequoia’s (reusachtige bomen) in het midden en sneeuw in het noorden. Als ik aan thuis denk, denk ik niet aan een plaats of huis, maar aan die hele kust. Ik ben er zo aan gewend dat ik me zelfverzekerd voel als ik erover schrijf.’
‘Er komen nog steeds toeristen kijken naar de rivieren waar het allemaal gebeurde. Maar het is verleden tijd, dat stukje geschiedenis is verdwenen. Je moet er echt naar zoeken, en zelfs dan is het lastig om iets te vinden. Toen ik aan de roman begon wist ik niet meer over de goudkoorts dan ieder ander. Het begon met een dialoogoefening tussen twee mannen, niet eens broers op dat moment. Er was iets dat me aantrok in hen, zeker in Eli. Op een dag kocht ik op de rommelmarkt een boek over de goudkoorts. De afbeeldingen raakten me dusdanig dat ik meteen wist dat het wilde westen de achtergrond van het verhaal zouden worden. Dat is zo’n specifieke, rare tijd. Alle hysterie die met de goudkoorts gepaard ging trok me erg aan. Dat mensen zo vreemd deden fascineerde me.’
Je bent genomineerd voor de Walter Scott Prize, voor beste historische fictie. Hoe zag je researchproces eruit?
(Lachend) ‘Ik heb weinig onderzoek gedaan. Historische romans waarbij het overduidelijk is dat de auteur ieder detail heeft opgezocht probeer ik te vermijden. Soms lijkt het erop dat schrijvers zichzelf niet in toom kunnen houden en álle opgedane kennis in het verhaal verwerken zodat alles ‘gedekt’ is. Zo’n schrijver ben ik niet. Ten eerste zie ik daar de lol niet van in, en ten tweede wil ik een verhaal creëren, geen document. Ik heb voornamelijk dingen bedacht om het verhaal vorm te geven. Toen het klaar was heb ik de feiten gecontroleerd. Af en toe heb ik correcties doorgevoerd, maar even vaak heb ik het zo gelaten. In het begin krijgen de broers bijvoorbeeld een brief. Maar dat kan niet aangezien er toentertijd geen georganiseerde postorganisatie bestond. De roman heeft de feitelijke correctheid echter niet nodig, want zaken zoals hekserij maken het verhaal bijna tot een fabel. Voor mij waren de feiten dus niet van cruciaal belang.’
Je tweede roman zou oorspronkelijk Terri zijn. Die verscheen echter nooit, maar werd uiteindelijk tot een film bewerkt waarvoor jij het script schreef. Hoe zit dat?
‘Ik heb lang aan dat verhaal gewerkt, maar het wilde nooit écht goed worden. Met een bevriende regisseur, Azazel Jacobs, wisselde ik regelmatig stukken uit. Hij las die van mij, ik die van hem. Hij vond een specifiek gedeelte van Terri erg goed en zag er een film in. Ik had er mijn twijfels over, maar niet geschoten is altijd mis, dus ik gaf hem mijn goedkeuring. Een paar maanden later had hij geld gekregen om Terri te maken. Het is een geweldige film geworden, met John C. Reilly – Chicago, The Aviator, Gangs of New York – in de hoofdrol. Gelukkig maar, want anders had ik anderhalf jaar verspild aan iets dat nooit verschenen zou zijn.’
Diezelfde John C. Reilly heeft de filmrechten van De gebroeders Sisters gekocht. Hoe vordert het met de film?
‘De verfilming was een idee van hem en zijn vrouw. Ik heb de screenplay geschreven en momenteel verzamelen zij een team. Iedereen die benaderd wordt krijgt het script en boek toegestuurd, en alleen de mensen die het boek daadwerkelijk goed vinden worden aan boord gehaald. Hun intenties lijken dus zeer serieus. John gaat zelf overigens Eli spelen. ‘
In hoeverre ben jij bij de film betrokken?
‘Als boekrechten voor verfilming worden verkocht betekent dat vaak dat de schrijver zijn zeggenschap erover verliest. Dat is an sich prima, maar ook eng omdat iedereen het verhaal anders interpreteert of er zijn eigen draai aan wil geven. Dat kan gevaarlijk uitpakken. De gebroeders Sisters is bij John en zijn vrouw echter in geweldige handen. Ze willen erg trouw blijven aan het verhaal en houden me nauwgezet betrokken bij het proces. Ze laten constant weten wat er gebeurt, welke nieuwtjes er rond de film zijn. Ze luisteren naar mijn mening en wegen die mee in hun beslissingen. Ze halen niemand binnen over wie ik mijn twijfels uitspreek en dat is een erg prettige gedachte. Ik kan niets meer van ze verwachten en ben ontzettend blij dat ze me er op deze manier bij de film betrekken.’