Zwitserland bestaat niet
De Nobelprijs voor Literatuur 2014 is toegekend aan de Franse schrijver Patrick Modiano. Zelf schijnt hij gezegd te hebben dat hij het ‘een bizarre beslissing’ vindt. Daar zullen niet veel mensen het mee eens zijn. Zijn werk heeft een totaal eigen sfeer en samenhang. Het brengt het leven in beeld van de generatie die in of vlak na de oorlog geboren is, de ’tweede generatie’, die worstelt met het verleden en dat van de ouders, die vragen stelt en nooit antwoord krijgt. Ik wil hier inzoomen op de verwijzingen naar de Holocaust in zijn werk.
Modiano is geboren in 1945 en heeft de Tweede Wereldoorlog zelf niet bewust meegemaakt maar de nasleep zette diepe sporen in zijn leven. Zijn vader was een joodse zakenman van Italiaanse afkomst, zijn moeder een Belgische actrice. De twee jongens waren vanaf hun geboorte kennelijk een te zware belasting voor de ouders want ze werden door vrienden en kennissen verzorgd en later op kostscholen geplaatst. Een liefdeloze jeugd met ouders die een chaos van hun leven maakten.
Zijn vele romans zijn over het algemeen geïnterpreteerd als autobiografisch. Modiano heeft in dat verband opgemerkt dat het dan in ieder geval een gedroomde of gefingeerde autobiografie is. Hij schrijft ’tegen het vergeten’, om uit de herinnering een identiteit te scheppen. Zijn eigen familie is verzonken in het door de Holocaust vergiftigde geheugen. Alleen zijn vrouw en dochters bestaan werkelijk voor hem – verder zijn de ouders, grootouders, ooms en tantes volledig opgegaan in hun personificaties als romanfiguren. Een uitzondering is de op jonge leeftijd gestorven broer Rudy, aan wie hij veel van zijn boeken heeft opgedragen.
Nachtmerrieachtig pamflet
Een van zijn eerste boeken heet Place de l’Étoile en de titel is met opzet dubbelzinnig. De plaats van de ster is de eigen jas – het is de verplichte Jodenster. De roman is een wilde beschrijving van het oorlogsverleden van zijn vader en moeder, vol bizarre avonturen, gewelddadig en humoristisch tegelijk. Hij noemde het boek ‘een nachtmerrieachtig pamflet’. Overigens verwijst Modiano in zijn werk zelden onomwonden en expliciet naar de Holocaust. Een uitzondering vormt Stamboek, een jachtige opsomming van in herinnering gebrachte namen en gebeurtenissen, achteraf geen autobiografie maar een soort proces-verbaal. Daar schrijft hij hoe hij vaak met zijn vader de bioscopen aan de Champs-Élysées bezoekt Na afloop van de documentaire Le procès de Nuremberg in bioscoop George V, schrijft Modiano:
Op mijn dertiende zie ik beelden van de concentratiekampen. Iets is er voor mij die dag veranderd. En mijn vader, wat dacht hij? Wij hebben er nooit met elkaar over gesproken, zelfs niet bij het verlaten van de bioscoop.
Melancholiek middelpunt
Na zijn woeste debuut bouwde hij zichzelf en zijn identiteit als schrijver op. Uit zijn geheugen, uit bewaard gebleven briefjes, bioscoopkaartjes, oude kranten en programma’s viste hij namen van mensen en plaatsen van handeling. Hij beschreef trajecten en routes, winkels, garages en bovenal cafés. Hijzelf was in die droomachtige zoektochten het melancholieke middelpunt.
Zijn stijl werd later steeds eenvoudiger al bleef de inhoud meerduidig. Zijn schrijversnaam, Patrick, is een Franse lonesome cowboy-naam. Al zijn protagonisten zijn eenzame cowboys. Ze zwerven rond van de ene zinloze plek naar de andere, soms op de vlucht voor een denkbeeldige of werkelijke sheriff. Ze zitten vaak urenlang aan cafétafeltjes of staan zwijgend aan de bar. De hoofdpersonen lijken geobsedeerd door vrouwen die op zijn moeder lijken, die hem niet wilde verzorgen maar hem later wel altijd om geld vroeg. Ze was derderangs filmactrice en uitsluitend met zichzelf bezig.
Zijn vader komt in vele personages terug als een oudere man die druk bezig is ‘iets’ voor elkaar te krijgen, vergaderend en delibererend met steeds nieuwe onbekenden. Namen en geboortedata komen en gaan, veranderen bijna ongemerkt, adressen schuiven snel rond in opschrijfboekjes. Iedereen is hier, daar en nergens. De hoofdpersoon is gefascineerd door die vreemde man, vaderfiguur, die opeens verdwenen is zonder een spoor achter te laten. Of door de raadselachtige vrouw die iets van hem wil maar verdwijnt voordat het tot een echte relatie is gekomen.
Drijfjacht in de Sologne
Modiano schrijft vaak in ik-vorm, zoals in het niet vertaalde Livrets de famille, een roman die bestaat uit episodes, verteld in niet-chronologische volgorde, met een sterk autobiografische inslag. In een van die verhalen heeft de vader een kasteelheer in de Sologne weten te interesseren voor een niet nader gedefinieerd groots project. Alleen de ondertekening ontbreekt nog. De zoon kan een beetje paardrijden en daarom worden ze uitgenodigd voor een diner en een grote jachtpartij. De gastheer geeft de jongen rijles, terwijl de vader op grote afstand blijft, de ogen gericht op zijn rubberlaarzen.
De volgende dag is de gewenste handtekening onder het contract binnen. Tevreden lachend vertrekt de vader. Zijn zoon, die niets liever wilde dan terug te gaan naar Parijs, besluit in een opwelling te blijven voor de drijfjacht. Als hem een geweer in zijn handen wordt geduwd glipt hij weg en gaat in het berkenbosje liggen waar ook het hert gesignaleerd is. Wanneer de stoet jagers straks langs galoppeert, denkt hij, zal hij er eentje door zijn hoofd schieten. En vervolgens zal het, met de meute woedende honden en hun knechten erbij, plotseling geen Sologne meer zijn, maar Warschau. Wat het hele verhaal door impliciet is, wordt opeens duidelijk met die ene plaatsnaam: Warschau…
Zwitserland bestaat niet
Modiano vult iedere pagina van zijn romans met plaats- en straatnamen, vaak in en rond Parijs, maar ook wel in Bordeaux en Annecy, waar hij ooit op een internaat werd geplaatst, omdat zijn ouders weer eens van hem af wilden. Zijn hoofdpersoon gaat meestal op zoek naar aanwijzingen die moeten leiden tot iemand die verdwenen is. Dora Bruder begint met een advertentie in een krant uit 1941 waarin om opsporing wordt verzocht van een vijftienjarig meisje. Ze is weggelopen uit een internaat en dat had ze beter niet kunnen doen, want het alternatief voor de strenge nonnen is veel en veel erger. De hoofdpersoon dwaalt door arrondissementen, buurten, langs metrostations en cafés; iedere plaats en elke route wordt heel precies vermeld. Overal duiken de vroegere gebeurtenissen op die zowel aanwijzingen zijn als vage eigen herinneringen. Ten slotte ontstaat tegelijk met het verhaal een parallelle droomwereld, een welluidende doolhof van klinkende namen. In dat labyrint huist ook het monster, in het geval van Dora Bruder de naziterreur.
In de roman ‘Villa Triste’ logeert de hoofdpersoon in een pension in Annecy. Het is een jongeman die ten onder dreigt te gaan aan zijn angsten. Hij is gevlucht naar Annecy vanwege ‘de razzia’s’- niet van de nazi’s maar die van de Franse staat. Het is het hoogtepunt van de Algerijnse opstand en Parijs is in staat van beleg. Al heeft hij er niets mee te maken, het roept die andere razzia’s van destijds op. Aan de overkant van het meer kan hij Zwitserland zien liggen. De welvarende stadjes daar lichten ’s avonds op tegen de glooiende oevers. In geval van nood zou je erheen kunnen zwemmen: het is het ultieme toevluchtsoord. En dan zegt hij: ‘Ik wist toen nog niet dat Zwitserland niet bestaat.’
Het is voor wie Modiano’s romans kent geen verrassing dat hij buiten de publiciteit wil blijven. Hij geeft hoogst zelden interviews en formuleert zeer langzaam en zorgvuldig. Nu hem het hoogste eerbewijs in de literatuur is toegekend zal hij die schuwe houding waarschijnlijk niet helemaal kunnen volhouden.