Vreemdelingschap als noodzaak
Vlak voor zijn dood stelde de gelauwerde Latijns-Amerikaanse schrijver Roberto Bolaño dat ‘de literatuur van de 21e eeuw zal toebehoren aan Andrés Neuman en een paar van zijn zielsverwanten’. Tijdens de boekpresentatie van Neumans roman De eeuwreiziger, op 26 oktober in Spui 25, waren ook filosoof Ger Groot en de Spaanse literatuurkenner en vertaler Bart Vonck lovend over diens kwaliteiten. Neuman zelf was ook aanwezig, en het interview met hem bracht een avond over het vreemde en het eigene, en de vertaling van het eerste naar het laatste.
Het interview van Bart Vonck met Andrés Neuman werd in het Spaans gehouden, waarna een tolk de Nederlandse vertaling leverde. Ondanks dat de vertaling steeds helder en vlot was, maakte het de avond op een prettige manier chaotisch. Wanneer Neuman bijvoorbeeld in het Spaans een grappig antwoord op een vraag van Vonck gaf, lachte de ene helft van de zaal, waarna de Nederlandse vertaling de andere helft van de zaal in staat stelde de grap te waarderen. Neuman zelf leek dit allemaal zeer amusant te vinden, wat deed vermoeden dat een van de redenen om De eeuwreiziger in twee talen te presenteren, bestond uit het kunnen tonen van het vertaalproces. Want in De eeuwreiziger (Spaanse titel: El viajero del siglo) heeft het vertalen in de meest brede zin een centrale plaats: van de ene taal naar de andere, maar ook het vertalen van de ander naar jezelf en de vertaling, de verwerking, van het verleden in het heden.
De supervreemdeling
Het hoofdthema van boek en avond kwam al in de inleiding van Ger Groot naar voren. Hij legde de nadruk op de rol van het fictieve stadje Wandernburg. Dat is de geografische achtergrond van de roman, een stad vreemd voor zichzelf doordat de straten van plek veranderen en door het cartografische heen-en-weergeschuif van Wandernburg tussen Saksen en Pruisen.
Maar niet alleen het stadje Wandernburg dwaalt. Het eerste waar Vonck tijdens het interview naar vraagt is hoe het nu precies zit met de citaten voorin en achterin het boek, bijvoorbeeld George Steiners ‘Bomen hebben wortels, maar mensen hebben benen’. Zoals op iedere vraag deze avond was Neumans antwoord gerelateerd aan zijn ideeën over het vreemde en het eigene – in Neumans woorden: ‘de dialectiek der tegendelen’ – die een voor de mens noodzakelijke spanning oplevert. Direct kon de eerste van vele elegante zinnen worden opgetekend: ‘Het vreemdelingschap is een noodzaak’. Hoofdpersoon Hans, reiziger en vertaler, is ‘de supervreemdeling’, die via het vertalen tracht te begrijpen. Neuman doet er nog een schep bovenop door een intrigerende zin uit Borgès’ verhaal De verrader en de held aan te halen: ‘Hij was geen verrader, hij had alleen tegengestelde loyaliteiten’.
Europa
Neuman, steeds snel in het Spaans doorpratend totdat hij opschrikt omdat hij zich herinnert dat hij de vertaalster aan het woord moet laten, voegt er nog aan toe: ‘Woorden zijn, filosofisch gesproken, altijd geleend.’ Vonck vraagt vervolgens naar de betekenis voor de roman van een tweede citaat, van Adolfo Casais Monteiro: ‘Europa, zul je ooit gelouterd verrijzen uit de brokstukken die je met je meesleept? Zal die dag ooit komen?’ Nu speelt De eeuwreiziger zich af vlak na de Franse Revolutie, ten tijde van de Restauratie, in ‘een Europa van de verloren mogelijkheden’. De parallel met het Europa van nu ligt voor de hand. De Europese samenwerking die alleen maar over economie lijkt te gaan, en de tendens binnen veel afzonderlijke Europese landen om krampachtig de eigen culturele kenmerken te verheerlijken en tegelijkertijd om alles wat enigszins vreemd buiten de deur te houden. Volgens Neuman is er maar één uitzondering: ‘Het enige gebied waar de Europese utopie in is verwezenlijkt, is de wederzijdse uitwisseling van vertaalde literatuur en poëzie.’
Een belangrijke inspiratiebron voor De eeuwreiziger, zo geeft Neuman aan, was Franz Schuberts Winterreise (gedichten van Wilhelm Müller, die Schubert als basis voor de gelijknamige muziek gebruikte). De ontmoeting tussen Hans en de orgelman in het begin van het boek is hetzelfde als het begin van die muziekcyclus. In absolute tegenstelling tot Hans blijft de orgelman zijn hele leven op een plek maar met zijn oog voor het kleine ziet hij meer dan sommige wereldreizigers. Hier komt Neumans dialectiek duidelijk naar voren: ‘Hans en de orgelman, de beweging en het op één plaats blijven, trekken samen op’.
Het paradoxale is dat Hans, de eeuwige reiziger, niet verder reist dan Wandernburg. Aan de andere kant: Wandernburg is zelf allerminst onveranderlijk, zo brengt ook de orgelman in, wat de vraag doet rijzen: kan je niet reizen in stilstand? Op een gegeven moment brengen Hans en de orgelman een hele middag samen door met het kijken naar een molen: beweegt-ie of beweegt-ie nou niet? ‘Ik zou zeggen’, belicht Neuman, ‘dat een molen een nomadisch hoofd heeft, maar het onderstel zit stevig vast.’
Wanneer Bart Vonck het gesprek op de Salon brengt, een belangrijke plaats van verbale actie in de roman, maakt Neuman verschillende dingen inzichtelijk. Allereerst dat de typische negentiende-eeuwse setting van de door de mooie en intelligente Sophie – met wie Hans een hartstochtelijke liefdesrelatie begint – strak geleide Salon, de grensplaats van Revolutie en Restauratie, het ideale forum is: de uit conventies voortkomende verantwoordelijkheid wordt gecombineerd met een totale vrijheid aan wat de deelnemers kunnen zeggen.
21e ontmoet 19e eeuw
Neuman ziet de roman als een treffen van de (volgens hem ondergewaardeerde) traditionele roman – van Tolstoj, Austen en Flaubert – en de postmoderne 21e eeuwse roman. De achtergrond is 19e-eeuws, maar de lezer zit wel steeds in de hoofden van bijvoorbeeld de deelnemers aan de Salon. ‘Omdat ik nu in Nederland ben’, zei Neuman, ‘is een vergelijking met Big Brother wel leuk’ (lang leve ons cultuurgoed). En inderdaad gaat de lezer zelfs een keer in iemands hoofd mee naar het toilet, wat er voor zorgt dat je de climax van een discussie mist.
Een ander snijvlak van de traditionele en postmoderne roman is de boekenkist van Hans. ‘Vreemd genoeg’, zegt bedenker Neuman, terwijl hij oprecht verbaasd lijkt te kijken, ‘zit daar steeds het boek in dat hij zoekt’. Samen met de vreemde aard van Wandernburg is de kist verantwoordelijk voor het magisch-realistische element in de roman (en dat zien we graag in Zuid-Amerikaanse literatuur). Neuman vervolgt met een metafoor:
Stel jezelf een paardenkoets voor waarin Madame Bovary met haar minnaar zit. In een negentiende-eeuwse roman zouden de gordijntjes dicht zitten, nou, ik heb de gordijntjes opengezet in de hoop ze op een pikante pose te kunnen betrappen.
Dialectiek der tegendelen
Een toehoorder uit de zaal wil weten met wie Neuman zich nu het meest identificeert, Hans of de orgelman? ‘Met Franz, het hondje van de orgelman’, repliceert Neuman, ‘vernoemd naar Kafka en Schubert, en daarbij beschikt hij over een uitstekend muzikaal gevoel’. Dan serieuzer: ‘Met Hans wanneer hij denkt dat hij moet blijven in Wandernburg en moet zijn zoals de orgelman, met de orgelman wanneer hij denkt te moeten reizen als Hans.’ En zo eindigt de avond zoals die begon: met de dialectiek der tegendelen.
Lees ook de recensie van De eeuwreiziger: Een man met twee ruggen