Afscheid nemen en op reis gaan
Vergeet de Stopera, het Scala of het Royal Opera House, de opera van de toekomst wordt gespeeld in Rotterdam.
Tijdens de Operadagen Rotterdam, van 12 tot en met 21 mei, functioneert de havenstad als decor voor een breed scala aan opera en muziektheater, waarin de grenzen van het genre worden verkend.
Deze editie van het festival is het begin van het vierluik ‘Lost & Found’ en heeft als thema ‘Departures’. Dit thema vindt weerklank in het algehele programma, dat steeds verder weg gaat staan van de traditionele opera en steeds meer kruisverbanden met andere genres opzoekt. Verder komt het thema in elke voorstelling op zijn eigen manier terug: van afstand doen van je eigen identiteit tot een handreiking aan eventueel buitenaards leven.
Kille liefde
De openingsvoorstelling van deze editie is Dagboek van een verdwenene, een liederencyclus van de Tsjech Leoš Janáček uit 1917. Het libretto is gebaseerd op een anoniem dichtwerk over een man die tot over zijn oren verliefd wordt op het zigeunermeisje Zefka en zijn volledige leven achter zich laat om met haar een nieuw leven te beginnen. Deze allesomvattende liefde weerspiegelt Janáčeks eigen onbeantwoorde liefde voor Kamila Stösslová, die hij honderden brieven schreef en aan wie hij meerdere opera’s opdroeg. In deze regie van Ivo van Hove is de cyclus dan ook ingebed in brieffragmenten van Janáček aan Stösslová, met nieuwe muziek van Annelies van Parys.
De setting van Van Hoves Dagboek doet denken aan een detectiveserie uit de jaren tachtig: het podium bestaat, naast piano en zitbank, uit een donkere kamer en een overheadprojector. Zeker in een grote zaal komt deze enscenering afstandelijk over. Op enkele scènes na waarin Janáček (Ed Lyon) en Zefka/Kamila (Maria Hemard) over elkaar heen kronkelen, lijken de personages meer bezig met het oplossen van een moordmysterie dan met het vurig verlangen naar een nieuw leven. De muziek van Janáček, met pianobegeleiding van Lada Valešová, is bij vlagen fragmentarisch, maar op andere momenten, zoals in de spookachtige passages voor drie vrouwenstemmen, weer erg mooi. Door de afstand en het hakkelende idioom is het lastig om meegevoerd te worden. Sommige opera’s varen wel bij distantie, maar bij een verhaal over een tomeloze en irrationele liefde hoop je toch dat er op zijn minst een vonkje overslaat op het publiek. Dit gebeurt niet, en dat maakt Dagboek van een verdwenene weliswaar kundig, maar door zijn steriliteit niet de gedroomde festivalopening.
Jezelf overstijgen
Club Gewalt is een goede bekende van de Operadagen en als er een constante in hun werk voor het festival is te noemen, is het dat de voorstellingen weinig van doen hebben met de traditionele, nauwe opvatting van het genre opera. Wel zijn de voorstellingen van het gezelschap altijd actueel en vol bravoure. De afgelopen edities brachten zij onder meer een clubavond, een real-life operagame en een R&B-detective. Dit keer halen zij inspiratie uit het verhaal van turner Yuri van Gelder, de tragische held van de ringen. Geen gepsychologiseer, maar een kernachtig verhaal van alles winnen of alles verliezen: een tussenweg lijkt er niet.
Waalwijk, 20 april 1983. Daar begint het verhaal van Yuri van Gelder en tevens het verhaal van deze workout-opera. In een kleine veertig minuten racet het collectief in een gezamenlijke monoloog door het levensverhaal van de Lord of the Rings. Yuri’s jeugd, zijn claim to fame, zijn cocaïnegebruik, zijn revalidatie, zijn schorsing op de Olympische spelen in Brazilië en, in de laatste tien minuten, de nieuwe hoop: Tokyo 2020. De begeleiding bestaat uit een achtergrondtrack die het midden houdt tussen de disco van Giorgio Moroder en de soundtrack van een aerobicsvideo uit de jaren negentig. Tijdens de ritmische voordracht van Yuri’s levensfeiten voert Club Gewalt een strakke choreografie uit. Het resultaat is zowel komisch als meeslepend: Yuri’s vurige wens om boven zijn eigen tekortkomingen uit te stijgen laat niemand onberoerd.
Verwijten vanuit de dood
Dikwijls wordt in voorstellingen op de Operadagen gereflecteerd op het concept opera. Een voorbeeld van zo’n meta-opera is Before I Die van het Kameroperahuis. Het uitgangspunt van de voorstelling is de zelfmoord van de titelheldinnen uit Madame Butterfly van Puccini en Norma van Bellini. Wat doet hun zelfgekozen dood met de man die hen tot deze daad heeft gedreven? Voor een tribunaal van zes strengbebrilde vrouwelijke musici moet deze man, Reinier Demeijer, zich verantwoorden voor het leed dat zijn liefde heeft aangericht. In een sterke monoloog, geschreven door Anna Maria Versloot, probeert De Man zich te verdedigen: hij heeft toch vanaf het begin af aan al gezegd dat hij niet eeuwig bij de vrouwen kon blijven? En het feit dat zijn liefde niet eeuwig was, betekent toch nog niet dat deze minder waard was?
Tijdens het wanhopige verweer van De Man zingen de geesten van Madame Butterfly (Astrid Stockman) en Norma (Laura Bohn) hem verwijtend aria’s toe uit de opera’s waarin zij de hoofdrol hebben. Het is jammer dat de aria’s geen boventiteling hebben, want het maakt nieuwsgierig wat de vrouwen hem toewensen. Dit is echter het enige minpunt in een verder intieme en originele voorstelling, die de sensatiezucht van het publiek bevraagt.
Pretpark van performances
In het Ro Theater, WORM en de wonderlijke Performance Bar, waar de barman een vocoderstem heeft en het pinautomaat wordt bewaakt door een boze naakte vrouw, vond op donderdag 18 mei A Different Night at the Opera plaats. In deze jaarlijkse clubavond van de Operadagen ligt de nadruk, meer dan bij de rest van het programma, op performance art, installatiekunst en kruisverbanden tussen muziek, theater, visuele kunst en technologie. Zo was er een dialoog tussen cello en een gonzende ruimtecocon en een intiem koptelefoonconcert. Club Gewalt maakte een live one-takevideoclip van de muziek van hun eerdere voorstelling Man on Wire, dat door vindingrijk spel met diepte, licht en eenvoudige effecten over de gehele duur bleef boeien.
Het centrale stuk van deze nacht was echter 1: Songs uit 2010 van Nicole Beutler. Ik had eerder werken van Beutler gezien die mij niet konden bekoren, dus ging ik met niet al te hoge verwachtingen de voorstelling in. Het concept neigt ook naar pretentie: een Liederkreis op basis van een staalkaart van beroemde theatermonologen van vrouwen. Hoe verrast was ik echter door deze explosieve, humoristische en aangenaam pedante performance. Van Antigone tot Fausts Gretchen tot Sarah Kanes Psychosis 4:48, de Boliviaanse performancekunstenaar Ibelisse Guardia Ferragutti brengt elke tekst op een unieke manier en wordt hierin bijgestaan door de elektronische muziek van Gary Shepherd. De enige ‘mannenmonoloog’, de slotspeech uit Charlie Chaplins The Great Dictator, ontmantelt ze met behulp van de gezapige muziek juist als walgelijk sentimenteel. 1: Songs is een tour de force voor vrouwenstem en -lichaam, dat vele geesten uit de cultuurgeschiedenis herbergt.
Afscheid van het engagement
Voorafgaand aan het festival hebben jonge theatermakers van OT Rotterdam een drie weken lange workshops gevolgd, met als inspiratiebron de studentenrevolte in Parijs van mei 1968. Op de Operadagen vond de presentatie van deze workshop plaats, in de vorm van een aaneenschakeling van zeer diverse korte scènes en liederen, goed voor ruim anderhalf uur theater. Het is bewonderenswaardig dat de makers in deze korte tijd met zo’n uitgebreid palet aan thema’s komen en de presentatie tegelijkertijd interessant blijft.
Natuurlijk komen de studentenprotesten zelf aan bod, net als de happenings in Amsterdam, maar ook gebeurtenissen die minder vers in het collectief geheugen liggen, zoals de oprichting en ondergang van de onafhankelijke staat Biafra (wat gebeurde daar ook alweer?). De revoltes roepen vragen op over de zin van het toenmalige engagement en de gelatenheid van de latere generaties – de smoezen om niets te doen zijn herkenbaar.
De mens in één persoon verbonden
Een veelbesproken voorstelling op de Operadagen was Freddie van The New Bohemians. De toeschouwer wordt in individuele hokjes geplaatst – de analogie ligt voor de hand. Vervolgens richt een stem zich tot zijn opperwezen: Freddie Mercury, frontman van Queen. Op bijna sektarische wijze wordt hij geëerd als de vleesgeworden pluriformiteit. Freddie is alle identiteiten in één en wij zijn allen Freddie.
In een binnenplaats volgt de opdracht om onze identiteit naast die van Freddie te leggen. Het stramien is als volgt: stap in de zone als je net als Freddie…, gevolg door een aantal eigenschappen, variërend van licht (…een snor draagt) tot zwaar (…overwogen hebt om uit het leven te stappen). Sommige deelnemers zijn zichtbaar geraakt als ze zich, ten overstaan van de groep, moeten blootgeven. Gelukkig zijn we allemaal één in onze veelzijdigheid, en daar moeten we kracht uit putten. Zo is in de finale te zien hoe een kwetsbare mensfiguur zich uiteindelijk tot Freddie ontpopt en de camera op ons richt voor een ritueel van ultieme collectiviteit. Getooid met een Mercurymasker zingt het publiek, zichzelf recht in de ogen kijkend, Bohemian Rhapsody.
Het menselijk tekort het heelal in
In 1977 lanceerde de NASA een onbemande ruimtesonde met aan boord een gouden grammofoonplaat. De plaat bevat opnames van gesproken tekst in 55 talen, afbeeldingen van het aardse leven en een selectie van aardse klanken, van Bach tot Javaanse gamelanmuziek. Als buitenaards leven de plaat zou vinden, zouden ze zo een goed beeld krijgen van de mens. Kunstenaarscollectief Touki Delphine is echter van mening dat de Voyager Golden Record de mensheid wat te rooskleurig voorstelt. In hun visie kenmerkt het mensenvolk zich door gehannes, ongemak en leed, groot danwel klein.
Veertig jaar na dato stuurt Touki Delphine met Voyager One een nieuwe boodschap de ruimte in. De mens is geen verheven creatie, maar in essentie een lullig wezen, bezig met magnetronmaaltijden en make-uptutorials. In een revue vol offbeathumor, spacende electropop (mét operateske zang) en ongemakkelijke dansjes verheft Touki Delphine het menselijk onvermogen tot kunstobject. De tegendraadse timing en de speelstijl, ergens op een vreemde plek tussen nonchalance en neurose, is zo aanstekelijk dat mijn gezellen en ik de voorstelling meteen nog eens wilden zien. Helaas: het was de laatste uitvoering van Voyager One en tevens onze laatste voorstelling van de Operadagen, een festival dat steeds verder afreist van de gebaande paden en een geheel eigen stem heeft in het theaterlandschap. Het is een stem met vele registers, maar altijd inclusief, speels en verrassend.