Het werkelijke en het mogelijke
Een dame genaamd Charlotte Kestner stapt uit een koets bij het hotel van Weimar. Het is 1816 en zij wil, onder het mom van familiebezoek, haar vroegere geliefde Johann Wolfgang von Goethe terugzien. Goethe schreef na hun korte jeugdaffaire zijn beroemd geworden debuut Het lijden van de jonge Werther. Haar komst is snel bekend in het stadje en een menigte sensatiezoekers verdringt zich onder haar raam.
Thomas Mann schreef deze roman in 1939, in ballingschap. In 1933 was Hitler aan de macht gekomen en Mann, vertegenwoordiger van het beschaafde Duitsland en tegenstander van het Nazi-bewind, vertrok naar Zwitserland. Lotte in Weimar is een terugblik op die verdwenen beschaving, maar speelt zich af in een tijd dat Duitsland in oorlog was met het napoleontische Frankrijk. Zo kon de auteur in een historische vermomming zijn kritiek en waarschuwingen onder woorden brengen: “(…) de meeste mensen wachten slechts op het moment dat de omstandigheden hun eindelijk eens toestaan ruw en wreed te zijn en zich naar hartenlust onmenselijk te gedragen.”
Ballingschap
Het grootste deel van de roman bestaat uit gesprekken die Charlotte voert met de stoet nieuwsgierige bezoekers die de iconische geliefde in levende lijve willen aanschouwen. De secretaris van Goethe, de zoon van Goethe, een vrouwelijke kennis van Goethe; urenlang wisselen ze van gedachten over hun idool. Hij komt naar voren als een lastige, veeleisende man die tegen de verdwazing van de romantiek zijn Verlichtingsideaal hoog houdt. Hier kan Mann zijn belezenheid laten zien, alsmede zijn persoonlijke verbondenheid met het verleden. Door de figuur van Goethe heen schemert zijn eigen verdriet en de woede over zijn ballingschap.
Omringd door ja-knikkers
Discipline en vasthoudendheid zijn vereist om de vele dialogen en een mooie monologue interieur van Goethe zelf helemaal uit te lezen. Wie (nog) niet thuis is in de verborgen verwijzingen naar de Duitse klassieken zal moeite hebben met de vele historische feiten en 18e-eeuwse societypraatjes.
Het is een opluchting wanneer er iets gebeurt: een uitnodiging aan Charlotte om samen met een aantal discipelen de maaltijd met Goethe te gebruiken. Hier toont Mann zijn enorme talent voor ironie. De sfeer aan tafel is er een van heilige eerbied. Als de grote meester iets zegt verstommen alle andere gesprekken. Maar voor een tête-à-tête krijgt Charlotte geen kans.
Haar ontgoocheling, voorafgegaan door een stoet herinneringen en de gedachte aan hoe anders het had kunnen gaan vormen de kern van deze lastige roman. Het is de genuanceerde, empathische schildering van een rijpe vrouw door een auteur op leeftijd. Mann was tijdens het schrijven halverwege de zestig. Naast zijn liefde voor zijn grote voorbeeld Goethe heeft hij zich ook geïdentificeerd met de oude mevrouw die uit een koets stapt en een hotelkamer bestelt. Aan het slot van het verhaal zijn haar illusies voorbij maar ze blijft fier overeind:
‘Men moet,’ zegt Charlotte, ‘de edele bedoeling waarderen die het mogelijke wil verdedigen tegen het werkelijke, ook al is dat laatste – nee, juist omdat het laatste in het voordeel is ten opzichte van het mogelijke.’
Lotte in Weimar is beslist niet het sterkste boek van Thomas Mann. Er is nauwelijks een verhaallijn en de dialogen gaan bladzijden lang door. Iedereen die bij voorbaat gaat steigeren bij klassieke Duitse schrijvers is bij deze afgeraden er aan te beginnen. Alle vooroordelen over langdradigheid worden bevestigd. Maar voor wie houdt van filosofische reflectie en een schitterende stijl is Lotte een mer à boire.