Weinig fleurigs aan ‘De Jasmijntuin’
Het tweede deel van de Jasmijnserie, De Jasmijntuin, maakt dat je per direct in de auto wil stappen om naar de Ligurische kust af te reizen. Over de enscenering niets te klagen: schrijfster Elena Conrad (zelf groot ‘Italofiel’) laat ons fantaseren over dé ideale vakantiebestemming te midden van olijf- en jasmijngaarden. Hoewel de verbeeldingskracht van menig lezer in werking wordt gezet, is de roman te oppervlakkig om écht te beklijven.
Smaakt naar minder
We kunnen haar wel begrijpen, die Elena Conrad. Op de flaptekst van de twee delen van haar trilogie van de Jasmijnserie staat nadrukkelijk geschreven dat de Duitse auteur idolaat is van haar jaarlijkse vakantiebestemming aan de Ligurische kust. Het bleef niet alleen bij mijmeren over het Italiaanse landschap op ‘haar favoriete plekje onder een oude olijfboom met uitzicht op zee’: haar dagdromen dienden ter inspiratie voor de serie over de Duits-Italiaanse Giulia, die voornemens is om de jasmijngaard van wijlen haar opa op te knappen. Zo’n liefdesroman als deze is uiteraard niet compleet zonder een sexy Italian guy, die haar hart – al in het rond toeterend op een Vespa – steelt. Die bruine krullenbol heet in dit verhaal Marco en hun liefdesgeschiedenis kent een onnatuurlijk snel verloop. In deel 1, De Jasmijnvilla, is het meteen – Pats! Boem! – liefde op het eerste gezicht en De Jasmijntuin, deel 2, begint linea recta met hun verloving. Helaas wordt dit gelukkige nieuws het ge-hé-le boek overschaduwd door de ziekte van Marco’s zus Laura. De donkere wolk hangt zodanig boven de huwelijksplannen van Giulia en Marco dat het boek nog weinig anders behelst. En dat maakt het verhaal toch wel een tikkeltje saai.
Er staan eigenlijk drie kleinere intriges centraal naast het plot: de logeerpartijtjes van Aurora (de dochter van Laura en haar ex Franco), Franco en zijn pyromanische trekjes en dan heb je nog die moderne Milanees Paolo die het (ook al in deel 1) heeft voorzien op de olijfboerderij van Alessandro, Marco’s vader. Nu dienen zich in deel 2 nog twee bijfiguren aan: de vriendin van Paolo (toevalligerwijs ook de knappe ex-vriendin van Marco naar wie al wordt verwezen in deel 1) en de nieuwe vriend van Laura: Luciano. Ook in deze roman doemt de boezemvriendin van Giulia op: de kleurrijke Trixi (niet – ahum – de meest realistische naam, maar enfin). Iedere keer als de stress bij Giulia oploopt, is Trixi héél toevallig net neergedaald in Italië.
Een lege ‘inspiratie-bron’
Alles wat in deel 1 nog als een vernieuwende verrassing naar voren werd gebracht, vormt een tergende herhaling in deel 2. Het voelt toch een beetje alsof Conrad niet meer kon tappen uit het vaatje met inspiratie. Er wordt van de lezer verwacht dat hij of zij onophoudelijk veel medelijden toont voor de familie van Marco en zich genoeg gemotiveerd voelt om door te lezen over het lijden van Laura. Dat is echter nogal veel gevraagd van de lezer: hoe kan iemand zich voldoende inleven in een personage als er nooit vanuit dit personage wordt gefocaliseerd? Of – in meer algemene begrippen – als men nooit een inkijkje krijgt in de binnenwereld van deze patiënt? Misschien heeft Conrad zich zo erg gefocust op Laura, omdat ze bij God niet wist waar ze anders over zou moeten schrijven. De liefde tussen Giulia en Marco was al opgebloeid, Giulia’s moeder Pina had Giulia al min of meer het huis in Italië toevertrouwd en Giulia zelf had haar oude leventje in Duitsland al de rug toe gekeerd.
Aangezien het eerste deel je als lezer continu kan bekoren, verwacht je dat de schrijfster met meer op de proppen komt. ‘Teleurgesteld’ zou een te groot woord zijn om het gevoel bij het lezen van dit boek te omschrijven, want de gemiddelde lezer zou het – omwille van de toegankelijke schrijfstijl, het makkelijk te volgen verhaal en de talloze beschrijvingen van het idyllische landschap van Italië – allang ‘prima’ vinden. Voor wie op zoek is naar een gelaagde roman die schittert van de meerduidigheid, is hier geen winst te behalen.
Sloom tempo, sympathiek personage
Het tempo is helaas uitermate sloom en zorgt er bijna voor dat je het boek niet meer oppakt. Het verhaal kabbelt maar een beetje voort. Giulia is dermate sympathiek dat het verhaal tamelijk prettig is om te lezen, maar dit boek zou zeker niet geroemd moeten worden om de stilistische pracht en praal. Een vlotte schrijfstijl heeft het boek niet bepaald; het is wel erg simpel geschreven. Je zou verwachten dat iemand – die al dertig jaar op en neer reist naar Italië – intussen iets meer beeldspraak tot haar beschikking heeft om het land van de pizza en de rode wijn te kunnen omschrijven. Maar ach, wie weet, gaat Conrad ons alsnog verrassen met deel 3 van de trilogie en wordt dat het knallende eindakkoord van haar reeks.
Mogen we misschien alvast een toekomstverwachting uitspreken? Dan gokken we op de volgende elementen: een baby voor Marco en Giuliu die samen gaan wonen in de Jasmijnvilla, een bruiloft voor Laura met haar nieuwe lover (die waarschijnlijk de villa van Alessandro gaat overnemen) en een schop onder de kont voor de makelaar Paolo, wiens gezicht nooit meer zal verschijnen in de buurt van Giulia en Marco. Of we het bij het rechte eind gaan hebben? Het antwoord daarop laat even op zich wachten, want de publicatiedatum van het derde deel van deze familiesaga is voor het lezerspubliek nog onbekend… Voor nu wensen we auteur Conrad ‘Buona vacanza’ toe en hopen we dat ze na haar volgende vakantie naar Italië terugkomt met koffers vol inspiratie!