Boeken / Poezie

‘Dat de waarheid ontmoedigt, is veel minder bekend.’

recensie: Anton Kortweg - Het leven deugt niet. Althans op onderdelen
kortweg

Sinds 1971 publiceerde dichter Anton Korteweg dertien bundels. Nu is hij oud genoeg (1944) om vier keer gebloemleesd te kunnen hebben. En dat is nog buiten zijn verzamelbundel van 2015 gerekend. Zijn laatste bundel Het leven deugt niet. Althans op onderdelen lijkt een nawoord.    

Vrijwel al zijn werk is frivool gewapend met ironie, nogal vaak van de wat makkelijke soort. Dit wapen blijkt op leeftijd niet altijd meer toepasbaar en vertoont de scheurtjes van ongemakken die niet met zich laten spotten. Sommige gedichten in zijn bundel liggen op of iets voorbij de pijngrens.

Ongemakken

In het gedicht ‘Overal aan gedacht’ worden ‘ontijdig geëindigde varkens’ geruimd, wordt in publieke hallen eens in de week gezamenlijk gesmuld, ‘ook tijdens de kerstdagen’, en kan men, zo nodig, door een radioloog van een ballenbeschermer voorzien worden. Mooi, al die zorg. Zijn conclusie is dan ook: ‘het leven deugt. Althans op onderdelen.’ Kortwegs ironie heeft er indirect altijd al op geduid dat ongemakken zo ongeveer de dienst uitmaken.

De bundel kent drie onderdelen. Het eerste deel ‘Het ergst komt aan het begin’, zijn weemoedige herinneringen aan de jongensjaren van de dichter, en opent met ‘Het ergst’:

Je moeder heeft zich achter je gesloten.
Het huis is dicht. Je komt er nooit meer in.

Het een na ergst komt met het eind in zicht:
niets moois van vroeger raakt nog in je hoofd.
Geen aai over je bol, geen fluweelzacht konijn,
geen knuist in vaderhand, geen lange afscheidszwaai.

Vergeleken bij het gedicht ‘het eind’ en ‘je laatste adem’, wordt dat alles ‘een overkoombare kleinigheid’. Of is dat toch weer ironisch? Of tegelijk ironie en ook weer niet; ironie die met zichzelf in de knoop raakt?

Sjacherijnig

‘De stekels van de dag’, het tweede onderdeel, bestrijkt de moeizaamheid van de gevorderde leeftijd en draagt een misantropische teneur, die Korteweg ‘sjacherijnig’ zou noemen. De overgang naar het derde onderdeel is inhoudelijk vrijwel drempelloos. De betiteling ‘Even nog, en ik mag ook’ heeft geen verdere  uitleg nodig. Het motto van de bundel is een kwatrijn van Hölderlin dat veelzeggend ook de gemoedstoestand van Korteweg samenvat: ondanks alles heeft hij genoten, maar nu jeugd en hoogseizoen ver achter hem liggen, is hij er niet graag meer bij.

Gewoontjes

Korteweg is geen dichter van de eerste categorie, iets waar hij zich niet druk om lijkt te maken. Te vaak zijn zijn formuleringen, ironisch of niet, net even te weinig verrassend of origineel en daardoor wat gewoontjes.  Een gedicht is zelden af, bekent hij in een aantekening. Misschien door te weinig geduld om er wat meer op te broeden? Anders had hij vast in het gedicht ‘Zijn kop’ zijn ogen niet voor enkelvoud laten doorgaan.