Verdi’s Requiem als totaalconcept met kanteldak als zegen
Ze ligt op haar rug. Haar lichaam schokt. Ze draait haar benen in de knoop en wiegt heen en weer. Hij trekt haar op en ze rennen naar de achterwand. Ze probeert er tegenaan te lopen en daarna te klimmen maar het lukt niet. Dan splijt het koor uiteen en krijgt de danser alle ruimte. Hoop is nabij. Tijdens het Requiem van Verdi door de Nationale Opera en Ballet staat de danser centraal. Het toont de lijdende mens zoekend naar houvast.
‘Ik zou graag een requiem willen componeren om volgend jaar op te voeren voor de verjaardag van zijn dood’, schreef Giuseppe Verdi aan zijn uitgever op 2 juni 1873, kort na de begrafenis van zijn idool, de romanschrijver en dichter Alessandro Manzoni. ‘De massa zal vrij grote afmetingen hebben, en bovendien zal een groot orkest nodig zijn, een groot koor en vier of vijf hoofdzangers – ik kan nog niet specifiek zijn.’ Het moest, voor Verdi de vrijdenker, een requiem worden met muziek die de ziel beroert als reactie op de zware katholieke versie.
Vanwege de kosten vroeg hij de burgemeester van Milaan om steun: hij betaalde de kosten voor de uitvoering in ruil voor een requiem van Verdi’s hand. Het stuk werd een groot succes, waarop er drie uitvoeringen volgden. Met een Libera Me (‘Bevrijd mij’) voor een onvoltooid requiem voor Rossini en muzikale frasen uit zijn opera Don Carlos voltooide Verdi de enorme partituur voor Missa Di Requiem in minder dan een jaar.
Choreografie, decor, licht
Voor choreograaf Christian Spuck was het een uitdaging om van dit Requiem een opera-achtig spektakel te maken met ballet. Al in 2016 stond deze productie bij Opernhaus Zürich op de planken. Nu is hij in Amsterdam met zijn vaste artistieke staf en vrijwel identiek decor en werkt hij samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest en zangers, en dansers van het Nationale Opera en Ballet. Voor Spuck, naar analogie met Verdi’s wens, was het belangrijk een Requiem te presenteren zonder de katholieke mis met wrede en mensonvriendelijke tekst, maar met de mens in al zijn kwetsbaarheid en hulpeloosheid op zoek naar troost.
Met licht en decor (Martin Gebhart en Christian Schmidt) komen de dansers centraal te staan zowel midden op het podium als bijna over de podiumrand, boven de orkestbak. Schijnwerpers belichten dansers bedekt met modder en zand. Ze krioelen over het podium gevangen in hun eigen conflicten.
Zangers en koor
De vier zangers maken zich individueel los uit het honderdkoppig koor als een soort gemeenschap waarin het leven zich afspeelt. Als massa beweegt het op het podium. Gezamenlijk smeken ze om hulp met hun handen wijd gespreid in de lucht. De Italiaanse sopraan, Federica Lombardi, weet het voortreffelijke koor en orkest met grote koperpartij te overstemmen. Ze klinkt warm, helder en vooral luid. Ook schitterend hoe zij in duet zingt met de Russische mezzosopraan Yulia Matochkina. Voortdurend zoeken ze oogcontact op het podium om de harmonie te bewaken. Maar ook de tenor Freddie De Tommaso zingt zijn aria’s helder en zuiver evenals de bas Alexander Vinogradov.
Kanteldak als zegen
De vraag is of Spuck met zijn totaalconcept, ondanks de individuele prestaties, een geslaagde voorstelling heeft gecreëerd. Het beperkte podium in asgrijs, de dansers in de spotlight, het heen en weer rennen, het koor volledig in zwart tegen de asgrijze decorwanden en de zangers en dansers gezamenlijk op het podium, maken van de voorstelling een rommelig geheel. Als kijker kom je ogen en oren tekort in de chaos van beweging en zang. De prachtige muziek kan hierdoor niet ten volle worden ervaren en beluisterd. De zaal zoekt naar houvast; het kanteldak aan het eind van de voorstelling, is een zegen.