Reis langs de vier seizoenen van het leven
Waar de mens na vier spreekwoordelijke seizoenen het loodje legt, leeft de natuur na een paar maandjes rust helemaal opnieuw op als de zon weer gaat schijnen. Elien van den Hoek mixt beide perspectieven fraai in het ongepolijste ‘Spruit’, zodat de vierjarigen vooral de tweede en de grote mensen ook de eerste invulling meekrijgen.
Oer, zo zou je het kunnen noemen, lief en hard tegelijk, maar zonder oordeel. En daarmee, bewust dan wel onbewust, een oordeel vellend over de oordeelgevers.
Groeien
Dit verhaal over de seizoenen, en tegelijk ook over ontstaan, groeien, opvoeden, loslaten, is een mooie introductie voor wie nooit eerder een Van den Hoek zag. Beeldend, mooi tot de kern teruggebracht, universeel en uitermate geschikt voor heel kleine én heel grote mensen.
De vloer is bedekt met een laag gemêleerde, onbewerkte schapenwol: de aarde. Erop staat een soort strandhut op palen: het huisje van de eigenaren van het stukje land. En naar later zal blijken ook de ‘orkestbak’ voor Csókolom, een groep enthousiaste, goede muzikanten die gemiddeld wat beter muziek maken dan dat ze acteren. Daar tegenover staat dat hun ongepolijste, wat onbeholpen houding goed past bij de oersfeer van de voorstelling. Zelfs de van nature tamelijk galante hoofdrolspeelster Marica Bujáki is namelijk lekker houterig, dit keer. Als pasgeborene strompelt, struikelt, waggelt ze over de vloer – ze heeft immers net ontdekt dat ze benen heeft om dat mee te doen. En ook verderop in de voorstelling houdt ze dat ongedwongene, dat onbevooroordeelde, dat prettig naïeve van een jong kind; van de natuur ook. Ze is tegelijk een plant en een meisje, de spruit van dit boerengezin.
Meeleren
Ze leert, ze speelt, ze ontdekt – en de jonge kijkertjes leren afwisselend gebiologeerd en geamuseerd met haar mee, al kletsend over wat er op de vloer gebeurt. De instrumenten van het orkest geven meer dan sfeer, ze volgen de seizoenen, beginnen licht en luchtig in de lente, worden opzwepend zwoel en swingend in de zomer, blazen het meisje weg in de herfst en laten voelen dat ze het koud krijgt als de winter begint. Je volgt haar pad, leeft met haar mee en telkens als je denkt: nu is het afgelopen, gebeurt er weer iets verrassends waar je bij wilt blijven.
Dwars door alle invloeden van buiten heen blijft het meisje steeds dicht bij zichzelf. Eigenzinnig maakt ze vriendjes met de kraai, die door de boeren wordt gehaat en weggejaagd. Ook als ze, na het overleven van weer een winter, op eigen benen mag staan, houdt ze vast aan haar oorsprong en kiest ze de weg die haar intuïtie haar zegt te gaan. Precies zoals haar geestelijk moeder het gewild heeft.