Een anatomie van opstand
.
Op de achtergrond prijkt een monsterlijke replica van Courbets L’Origin du Monde, het controversiële schilderij van een vrouw wier geslachtsorganen slechts in beeld zijn. Is dit, zoals de titel betoogt, een eerbied aan de moeder, of een reductie van de vrouw tot baarfabriek? De onderdrukking van de vrouw is dan ook een terugkerend thema in de voorstelling.
Bestuurlijke minachting
Agamemnon en Apollo zijn onsympathieke fallocraten die neerkijken op iedereen die niet (meer) viriel is. De senioren verliezen hun lichaamsfuncties (“onze piemels zijn lekkende plasbuizen”) en daarmee hun politieke zeggenschap, de slavinnen hebben de pech tot het verkeerde geslacht te behoren, de wraakgodinnen hebben zich neer te leggen bij het oordeel van de hautaine Athene.
Door de verplaatsting van de nadruk naar de gevoelens van het koor, komen de rollen van de ‘klassieke’ hoofdrolspelers niet altijd goed uit de verf. Orestes’ rol van impotente slapjanus die te zwak is om het zwaard ter hand te nemen is te kluchtig, het effect van Kassandra’s mond die uitvergroot wordt met een vergrootglas bereikt alleen de eerste rijen. Ko van de Bosch’ atypische invulling van Apollo als louche zakenman à la Tom Waits pakt wel sterk uit.
De vernedering van de zwijgende meerderheid
Ook de verschillende gedaantes van het koor zijn een wisselend succes. De eerste incarnatie, de twaalf oude mannetjes, wordt voornamelijk gedragen door de sterke muziek van Boudewijn Tareskeen, een vervreemdende collage van geknetter, geruis en kreetjes. Als zij in de tweede akte verworden tot slavinnen zakt de voorstelling iets in, er gebeurt weinig nieuws en het wat onafgewerkte drama krijgt de overhand. De voorstelling wordt het interessantst in de derde akte, wanneer de Dochters van de Nacht uit hun krochten kruipen om de dood van Klytaimnestra te wreken. De wraakgodinnen zijn bloederig, hebben grote gezwellen – je ruikt de kleilucht door de hele zaal – en incidenteel een tafelpoot als voet. De beteutering van deze ‘kutten van de nacht’ als ze zich moeten neerleggen bij het oordeel van Athene is dan ook strijdig met hun monsterlijke uiterlijk.
De opstandeling als absurde held
De epiloog die Rijnders aan de originele trilogie van Aeschylos heeft toegevoegd toont de uitbarsting tegen de onderdrukking die het koor de voorafgaande anderhalf uur heeft moeten doorstaan. Met puberaal punktheater dat sterk herinnert aan het optreden van Pussy Riot in een Moskouse kerk. Opstand is, conform Camus in De Mens in Opstand, geen middel, maar een existentiële keuze. Wie rebelleert, verwerpt een systeem dat betekenis ontleent aan zijn hiërarchie en kiest voor de absurditeit. Samen met de ketenen vallen de pijlers van zingeving weg en is de oude taal niet meer afdoende om te communiceren. Als de revolte voorbij is kan het koor alleen nog maar flarden roepen, kreten die veelvuldig door de vertaalmachine zijn gehaald en hun oorspronkelijke betekenis verloren zijn. De rebel is een roepende in de woestijn.