Soundtrack van het atomisme
Aan het einde van haar korte leven werden de theaterteksten van Sarah Kane wellicht minder gewelddadig, maar in vorm juist veel gedurfder. Haar vierde tekst, Crave uit 1998, kent geen dramatis personae, de tekst – soms impliceert deze een monoloog, soms een dialoog – is versneden tot vier stemmen. Het is een collage van verknipte gedachtes, flarden van gesprekken, literaire allusies en citaten uit allerlei talen, zonder regieaanwijzingen of lokalisering. Juist het openlaten van deze elementen maakt Crave een lastig stuk om te regisseren, maar De Utrechtse Spelen en het Rosa Ensemble zijn er in geslaagd om hier een beklemmende theaterervaring van te maken.
Het complexe en intens persoonlijke theaterstuk van Kane is van zichzelf al zeer muzikaal, met de vier verschillende stemmen die met een ingenieuze metriek op elkaar reageren. De keuze om de tekst te versterken door het Rosa Ensemble, met een compositie van toetsenist Wilbert Bulsink, is dan ook een gouden vondst. Tekst en muziek zijn gelijkwaardig: in het begin lijken de stemmen zelfs eerder een begeleiding van de instrumenten dan andersom. Samen vormen ze een rusteloze soundscape vol gekraak, gegil, gefluister en bromtonen. Door een lichtplan dat de acteurs vaak in silhouetten hult, de uitversterking van de stemmen en de positionering van de acteurs, vaak met de rug naar het publiek toe, wordt de gesproken tekst ontlichaamd.
Gevangen in het Zelf
In het landschap van Crave is het welhaast onmogelijk om niet te verdwalen. De tekst is compact en kent nauwelijks pauzes. Dit werkt hypnotisch, maar maakt het soms ook moeilijk om erbij te blijven. Regisseur Thibaud Delpeut heeft enkele rustmomenten toegevoegd, zoals een in zijn eenvoud prachtige verbeelding van een koppel in bed, waarvan de vrouw genegenheid zoekt bij de slapende man. Er is echter weinig tijd voor bezinning. Spoken uit een verleden van misbruik, wanhoopskreten om verdomme eens iets te kunnen voelen, de roep om verlossing: ze stapelen zich op, worstelen zich omhoog naar de oppervlakte en vertroebelen de geest. Tegelijkertijd zijn deze gedachten en ervaringen hyperpersoonlijk, dus nooit volledig aan anderen over te brengen.
Tussen de veelvoud aan onderwerpen lijkt een belangrijke thematiek van Crave het existentiële onvermogen van de mens te zijn om in contact te raken met zijn medemens. Het helderste voorbeeld van deze onmogelijkheid is een monoloog door Titus Muizelaar. Hij somt op talloze manieren op hoe hij Karina Smulders’ ‘personage’ – een problematisch begrip binnen deze theatertekst – lief wil hebben, van sprookjes vertellen tot de kakkerlakken opruimen. Bij elke zinsnede wordt zijn liefde pathetischer, beklemmender en tevergeefser: wat hij ook zal doen, hij zal altijd de Ander blijven. Dit besef is zo benauwend dat Smulders hem enkel kan smeken om op te houden.
Kakofonie wordt nooit harmonie
Het kille klankpalet van Crave is soms ontoegankelijk en verwarrend, maar tegelijkertijd hypnotiserend en verstikkend. Kane draait Sartre om: de hemel, dat is de Ander. Deze hemel is echter een helse illusie, omdat elke poging om jezelf in een ander te verliezen gedoemd is te mislukken. De acteurs, de stemmen en de rauwe klanken van het Rosa Ensemble schuren langs elkaar, bevoelen elkaar, maar zullen nooit één worden. Uiteindelijk hunkeren de talloze entiteiten uit Crave – talig, fysiek, muzikaal – naar het verblindende licht, het ultieme hier en nu, waarin we niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. De hunkering uit de titel gaat echter veel verder dan verlangen en is inherent noodlottig. Hunkering is namelijk niet te stillen.