Bukvić vermijdt in Onze straat zoetsappigheid door humor en tragiek met elkaar te verenigen
Onze straat is geen mierzoete kerstkaart; eerder een ansicht van een schilderij van Hopper: ogenschijnlijk alledaags, met een onderhuidse tragiek.
De Amerikaanse toneelschrijver Edward Albee was lovend over Thorton Wilders Our Town uit 1938. Nadat Albee dit eerbetoon aan de Amerikaanse ‘Jan met de pet’, dat zich afspeelt in een tijdspanne van twaalf jaar aan het begin van de twintigste eeuw, voor het eerst had gezien, was hij zowel ‘geraakt als verscheurd’. Albee vond het alleen verschrikkelijk dat veel gezelschappen het toneelstuk opvoerden alsof het ‘een kerstkaart’ was: mierzoet en overdreven frivool.
Zou Albee de Nederlandse bewerking Onze straat van Het Nationale Theater ook een kerstkaart hebben gevonden? Waarschijnlijk niet. Zou Albee even lovend zijn geweest over deze bewerking? Waarschijnlijk ook niet. Regisseur Daria Bukvić en schrijver Nathan Vecht hebben de voorstelling in een hedendaags jasje gestoken, waarmee ze niet alleen grotendeels korte metten hebben gemaakt met de zoetsappigheid maar ook met de warmte en gelaagdheid van de personages.
Our town in the middle of our street…
Verwacht in deze bewerking geen knus boerendorpje maar een straat in een anonieme stad met ongeveer een miljoen dito inwoners en een rivier die de stad in tweeën splijt. De vertelster, mooi en natuurlijk gespeeld door Romana Vrede, biedt het publiek een kijkje in het leven van enkele van die anonieme stadsgenoten. Achter huisnummer 21 – het nummer staat subtiel symbool voor de eeuw en tijdgeest waarin het verhaal zich afspeelt – maken we kennis met de verschillende bewoners: de familie Fischer met twee ongeleide pubers Tom en Nina, de familie Polat, met moeder Leyla die twee banen heeft om dochter Naomi een goede toekomst te kunnen geven, de eenzame weduwe mevrouw Jacobi en de eigenaardige, depressieve student Christian.
Als alwetende verteller-annex God regisseert Vrede ons door het leven van deze ‘allemannen en -vrouwen’. Ze springt door de tijd en laat personages op- en afkomen. Zo begint ze het verhaal op 10 september 2001. Het publiek denkt meteen aan het naderende onheil van 9/11, maar de personages houden zich bezig met hun alledaagse problemen, gesprekken en gemopper. En met het feit dat de straat is opgebroken omdat er een eeuwenoud potje is gevonden. Zo kan het gaan. Een potje dat in zijn eigen tijd banaal was, even banaal als de gesprekken waarmee het toneelstuk begint, blijkt eeuwen later van onschatbare waarde. Dat geldt uiteindelijk ook voor die alledaagse gesprekken.
Kleine momenten
Je verwacht, zeker met 9/11 in het achterhoofd, het grote drama. Dat blijft echter uit. Aan de ene kant is dat jammer. De personages beklijven niet echt. Het achterliggende, filosofische idee over de impact van kleine handelingen op ons leven is zo dominant dat het acteerwerk ondergeschikt raakt. En dat terwijl er genoeg talent tussen zit en Bukvić met deze cast heel wat moois in handen heeft.
Dat neemt niet weg dat er een boel aandoenlijke momenten in het stuk zitten. Door de sobere maar subtiele enscenering worden die momenten extra kwetsbaar. Het gebouw is namelijk als een grote vlakke ruimte neergezet, waardoor verschillende scènes simultaan lopen. Dit levert soms erg schrijnende contrasten op. Een hoogtepunt hiervan is de rouwscène van de familie Fischer. Terwijl de familie (of wat ervan over is) troost bij elkaar zoekt onder de vallende sneeuw, zitten andere personages met elkaar te ginnegappen over het hiernamaals. Dit komische gesprek steekt pijnlijk maar treffend af tegen het verdriet van de familie. Bukvić vermijdt de zoetsappigheid door humor en tragiek met elkaar te verenigen. Edward Albee had het vast gewaardeerd.
De enscenering zorgt niet alleen voor contrasten, maar ook voor eenheid, die soms even tragisch wordt uitgebeeld. Veel personages kampen met leegte en eenzaamheid. Christian worstelt met zijn depressieve gedachtes, Tom met zijn opstandige puberbrein en mevrouw Jacobi heeft zich als het ware bij haar eenzaamheid neergelegd. Erg mooi is de scène waarin Christian en Tom ’s nachts in hetzelfde bed liggen. In werkelijkheid liggen ze in hun eigen bed, maar ook al wonen ze op een verschillende verdieping, ze delen hetzelfde dak, eenzelfde soort eenzaamheid.
Ook treffend is het idee om het publiek op het toneel te laten zitten. Iedereen ziet hetzelfde verhaal, maar krijgt, afhankelijk van de positie, een ander beeld van Onze straat. Daarmee wordt nogmaals subtiel benadrukt dat juist de kleine gebeurtenissen en handelingen het verschil maken.