Art verliest al snel aan geloofwaardigheid en spanning
Het acteerwerk in Art van More Theater Producties is zo overdreven, op sommige momenten zelfs zo ongeloofwaardig hysterisch, dat het toneelstuk gereduceerd wordt tot een clowneske klucht.
In haar werk beschrijft de Franse schrijfster Yasmina Reza de uitwerking van miscommunicaties, kwetsbare relaties en de ontmaskering van de moderne westerse mens. Dat doet ze niet in alleen in recente romans als Heureux les heureux (2013) en Babylone (2016) maar ook in toneelstukken als Le Dieu du Carnage (ook sterk verfilmd als Carnage door Roman Polanski in 2011) en Art. Een gemene deler in zowel haar proza als toneelwerk is dat de personages aanvankelijk welgemanierde en ontwikkelde burgers lijken, maar er zijn slechts enkele miscommunicaties en misplaatste opmerkingen nodig om dat laagje beschaving te laten verdwijnen. Op subtiele wijze maakt Reza ogenschijnlijke banale uitspraken steeds vileiner, zonder daarbij de humor uit het oog te verliezen.
Art, dat in 1994 is geschreven, behoort tot de eerste werken waarin Reza het dunne laagje beschaving van de middenklasse op losse schroeven zet. Met Art bevestigde Reza haar naam als schrijfster, ontving ze verschillende prijzen en brak ze internationaal door. Alleen al in Nederland is het de derde keer dat Art wordt opgevoerd.
Een koude kermis
De verwachtingen zijn dan ook hoog. Deze keer is het aan More Theater Producties en de acteurs Waldemar Torenstra (als Serge), Frederik Brom (Mark) en Thijs Römer (Ivan) om die waar te maken. Die verwachtingen worden echter niet ingelost, waardoor het van een koude kermis thuiskomen is. En dat terwijl Art genoeg interessant materiaal en gelaagdheid bevat. In het stuk is Serge vol lof over zijn nieuwe, peperdure aanwinst van 120.000 euro: een wit doek met enkele witte lijnen, die nauwelijks zichtbaar zijn. Mark ziet die lijnen niet. Hij vindt het ‘witte kutzooi’ en windt zich op over het feit dat Serge, van wie hij dacht dat hij hem zo goed kende, zijn geld hieraan verspilt. De derde vriend, Ivan, maakt zich vooral zorgen om zijn naderende huwelijk, dat al genoeg strubbelingen meebrengt, maar wordt alsnog bij de hele kwestie betrokken.
De situatie ontspoort al gauw. Ze jutten elkaar op en spelen elkaar uit tegenover de ander. Zo ziet Ivan, in tegenstelling tot Mark, wel die witte lijnen en de schoonheid ervan. Althans dat zegt hij om bij Serge een wit voetje te halen. De toegekende schoonheid aan de witte lijnen staat daarmee subtiel symbool voor de schoonheid die de mannen nog aan hun vriendschap en indirect aan elkaar toekennen. De discussie over de waarde van het kunstwerk wordt een discussie over de waarde (of eerder: de ontwaarding) van hun jarenlange vriendschap.
Deze subtiliteit komt alleen niet van de grond. Integendeel, het acteerwerk van de spelers is zo aangedikt, overdreven en op de lach gericht dat het stuk al gauw aan geloofwaardigheid en spanning verliest. Hoe hoger de gemoederen tussen de vrienden oplopen, hoe geforceerder het spel wordt.
Mag het een toontje lager?
De spelers slaan op hol, ook fysiek. Regisseur Paula Bangels laat het verhaal in een lege ruimte afspelen, die omlijst wordt door witte tl-lichten. Gaandeweg stort de boel in. Deze decorkeuze is verrassend subtiel. Bangels laat de jongens tevens met speelgoedzwaarden en -pistolen stoeien. Een zeldzaam mooi moment is wanneer Serge met een bellenblazer bellen blaast, die vervolgens opvangt om van die bel (tevergeefs) twee nieuwe bellen te blazen. Het is een beeld waarin de kwetsbaarheid van de vriendschap mooi naar voren komt. Helaas wordt deze handeling overschaduwd door het gestoei van Mark en Ivan. Met al die jongensachtige bravoure wordt er alleen maar meer gefocust op het groteske, wat het stuk meer kwaad dan goed doet. Het personage van Thijs Römer, juist het luidruchtigst alsof hij de leukste thuis wil zijn, vraagt op een gegeven moment of het ‘een toontje lager’ kan. Daarmee slaat hij ironisch genoeg de spijker op zijn kop. Jammer genoeg wordt er geen gehoor aan gegeven.