‘Talent is een vorm van kanker…’
‘…en geen griepje!’ Waarmee Nanne Tepper vooral op zijn eigen literaire kwaliteiten doelt. Met De kunst is mijn slagveld zijn de verzamelde brieven van deze ambitieuze Groningse schrijver bijeengebracht in een indrukwekkende, zij het iets te omvangrijke, prachtuitgave.
Vanuit zijn noordelijke, gesloten bastion heerste Nanne Tepper (1962-2012) als een zelfverkozen kluizenaar over dat wat hij ‘Luiletterland’ noemde. De correspondentie, die intensief bedreven werd om zijn boodschap te verspreiden, getuigt van een grote passie en een grenzeloos schrijftalent. Maar ook van zijn worsteling met de heersende literaire mores en zijn onbeheerste kritiek op alles wat hem niet aanstond.
Katalysator
De brieven, die zijn bezorgd door redacteur Nick ter Wal, beslaan de periode van 1993 tot 2001. Vóór die tijd is Nanne Tepper nog een beginneling in het literaire circuit en na 2001 publiceert hij steeds minder en marginaler. In 2012 maakt Tepper een einde aan zijn leven.
Alle zorgvuldig gecomponeerde, gekopieerde en opgeslagen brieven werden verstuurd naar mensen die voor Tepper een katalysator vormden om te blijven schrijven. Een tweetal literatuurwetenschappers uit Nijmegen, de uitgever van het piepkleine periodiek De Biels, de mentor/collega-schrijver Atte Jongstra en later de zielsverwant Geerten Meijsing. Zijn geest moest geprikkeld en zijn intellectuele vermogen op de proef gesteld worden, maar bovenal was hij gevoelig voor een soort vertrouwelijkheid die het schrijven tot een open en tegelijkertijd intieme uitwisseling maakte.
‘Ik schuw de mens, maar hem die ik leer kennen kan ik tegenwoordig veel oprechter tegemoet treden dan voorheen, daar ik mijn eigen interieur meer op orde heb en dus beter weet welke stoel ik aan moet bieden.’
Hamsterdam
Veel brieven verwijzen naar de grootste passie van Tepper: het werk van zijn literaire held Vladimir Nabokov. De nogal pathetisch vanuit ‘Ardis Hall’ – het landgoed uit Nabokovs roman Ada – verstuurde brieven zijn een lust voor de doorgewinterde Nabokov-kenner. Daarbij geven ze inzicht in Teppers bovenmatige interesse in incestueuze relaties. Onnavolgbare uiteenzettingen die worden afgewisseld met het dagelijkse leven van de schrijver, dat vooral bestaat uit het ophemelen van zijn spaarzame hoogtepunten en het neersabelen van alles wat zijn woede opwekt.
Die afkraakmethode wordt toegepast op vrijwel iedereen die de pen hanteert én uit het ‘Hamsterdamse’ komt. De hoofdstedelijke grachtengordel is Tepper een gruwel en het symbool voor alles wat de literatuur ‘zum kotzen’ maakt. Hij geeft doorlopend af op een vaste groep schrijvers als ‘Japie Zwelgerman’, ‘ABCDEFGH van der Heijden’, ‘Leon Carbon’, ‘Ronald Gifhoofd’ en ‘Harry-met-de-pijp’. Zo nu en dan sijpelt er enige waardering door in de regels, met name voor de romans van Marcel Möring en Thomas Rosenboom.
De meeste woorden worden uiteraard aan zijn eigen schrijversbestaan gewijd. Het is een continu gevecht met het schrijven an sich, naast de moeizame pogingen om iets gepubliceerd te krijgen (‘Schrijven is de kunst, publiceren blijft weerzinwekkend’). De twijfel van Tepper laat zich lezen als een doorlopende tegenstrijdigheid: verlangen naar aandacht van een publiek en tegelijkertijd afgeven op het vuige uitgeverswereldje. Op dit punt had deze bundel gerust met wat minder brieven kunnen volstaan, zodat Tepper niet slechts als drammerige zeurpiet wordt weggezet. Met zijn bijtende sarcasme en onbedoeld humoristische uitvallen vormt hij zijn veelzijdige persoonlijkheid.
Afscheidsbrief
Als het dan eindelijk zover is en in 1995 zijn roman De eeuwige jachtvelden gepubliceerd wordt, begint weer een nieuwe episode van vraagtekens en ergernissen. Eerst is er de vorm van het boek, vervolgens de inzet van de uitgever om de roman te promoten en dan nog het hele circus rondom de literaire prijzen en mogelijke vertalingen. Genoeg aanleiding voor de schrijver om vanuit het hoge noorden weer eens opgewonden met ‘Hamsterdam’ te telefoneren. Zoals hij met veel zelfspot memoreert: ‘Spreuk op de plee van Uitgeverij Contact: Tepper aan de lijn; gekanker en venijn’.
De brieven van Nanne Tepper vormen een prachtige inkijk in de wereld van een eerzuchtig maar uiterst getormenteerd talent. De zindering van verontwaardiging, bravoure en prangende onzekerheid is samengebald in een explosie van virtuositeit. Terwijl de boekenwereld ongeduldig wachtte op de doorbraak van deze ruwe diamant, werd bij Tepper de opgevoerde druk zo groot dat hij langzamerhand geen pen meer op papier kreeg. Zijn zelfverkozen einde heeft ervoor gezorgd dat hij in de literaire geschiedenis staat bijgeschreven als belofte die nooit volledig ingelast zal worden. Misschien is dat wel Teppers meest ironische afscheidsbrief, gedestilleerd uit deze prachtige bundel: veelbelovend te blijven tot in lengte van dagen.
‘Zo zit dat. Een nietig schrijver te zijn in een immense wereld vol meesters, dat is huiveringwekkend van wreedheid en schoonheid tegelijk.’