8WEEKLY

De klucht der subsidies

Artikel: Subsidiedebat in Amsterdamse openbare bibliotheek

.

Kunstsubsidies zijn sinds de publicatie van het boek Second Opinion in mei dit jaar weer een hot issue. Een woedende brief met honderden handtekeningen van kunstenaars was de reactie, waaraan tegemoet werd gekomen in de vorm van een debat, dat een onverwacht gewilde bijeenkomst bleek. Overhaast opgezette video-streams op internet moesten het reeds van tevoren uitverkochte evenement toegankelijk maken en sluwe complotten omtrent het stilleggen van tegengeluiden werden al snel vermoed. De ophef rondom de economische kanten van het kunstbeleid kwam, zacht gezegd, als een verrassing.

Al tijden spookt in de beeldende kunstwereld het woord ‘crisis’ rond. Een grote artistieke middelmatigheid en een zwakke internationale positie zouden hier de pijnpunten vormen. Toch weet, ondanks de veronderstelde urgentie van het probleem, vrijwel niemand waar deze crisis nu werkelijk aan ligt. Dat is problematisch, want zolang je niet weet waar het bloedt is het lastig pleisters plakken.

Lex ter Braak, directeur BKVB
Lex ter Braak, directeur BKVB

Lex ter Braak, directeur van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst (BKVB) en een van de samenstellers van Second Opinion,weet het gelukkig wel. Hij identificeert de bron van de crisis in de kunst op het vlak van het subsidiebeleid, en wenst het roer hier dan ook radicaal om te gooien. Niet langer moeten kunstenaars nog als door een muffe lappendeken worden toegedekt, ingestopt en worden voorzien van geld zoals tot 1984 onder de beeldend kunstenaars regeling (BKR) het geval was, toen de overheid een kunstenaar van inkomsten voorzag tegen inlevering van kunstwerken. Het is, zo stelt Ter Braak samen met Mondriaanstichting-directrice Gitta Luiten, hoog tijd de schijnbaar van de BKR onderscheiden ‘pseudomorf’ van het huidige kunstsubsidiestelsel structureel te hervormen.

De Nederlandse kunstwereld weet het echter óók. In de personen van Lisa Couwenbergh en Ewoud van Rijn reageerde men zeer verontrust op de zinspelingen van beide fondsdirecteuren. In een open brief werden vraagtekens gezet bij de voorgenomen beleidswijzigingen, en dit werd ondersteund door gerenommeerde namen als Joep Van Lieshout en Rineke Dijkstra die aangaven veel van hun tegenwoordige succes aan het Nederlandse subsidiesysteem te danken te hebben. Het huidige systeem werkt goed, en daar hoeft niets aan te worden veranderd, aldus een groot aantal kunstenaars.

Onderbuikgevoelens

Het panel van de eerste ronde
Het panel van de eerste ronde

Vanuit deze standpuntbepalingen werd op 3 oktober hoog bovenin de nieuwe vestiging van de Amsterdamse openbare bibliotheek dan eindelijk het groots aangekondigde subsidiedebat gevoerd. Het werd een discussie in twee rondes, elk rondom één centrale stelling. Columns van een voor- en een tegenstander luidden de gesprekken in en onder leiding van de spreekstalmeester George Lawson en de ‘zaaldeskundige’ en Nederlands Architectuurinstituut-directeur Ole Bouwman had de avond een puike opzet.

De eerste stelling, die de verdeling van individuele subsidiegelden betrof, hield opmerkelijk genoeg in dat, doordat de huidige verdeling van ‘veel kunstenaars een beetje’ problematisch is, er in het vervolg minder kunstenaars méér subsidie zouden moeten krijgen. Hierop reageerden onder andere de kunstenaars Jerome Symons, Hans van Houwelingen, en Jonas Staal, aangevuld met de naar eigen zeggen ‘excuuscurator’ Ann Demeester, directrice van kunstinstelling De Appel. Keurig op rij vertelden de panelleden wat ze van de stelling vonden. Symons, medeondertekenaar van de protestbrief, was gewapend met het adres van een website voor een alternatief debat en wees op de verarming die vermindering van het aantal individuele subsidies zou betekenen. Staal haalde geïrriteerd uit naar alle kunstenaars die “nu hun salaris op het spel stond” wél kwamen opdagen, maar volgens hem bij inhoudelijke discussies over de kunst zelf wegbleven. Demeester legde de vinger op de zere plek met haar opmerking dat bij gebrek aan cijfers en feiten de discussie louter op onderbuikgevoelens gestoeld kon zijn.

Dit was inderdaad tekenend voor de gehele debat. Van de expertise van de panelleden werd nauwelijks gebruik gemaakt en de zaal bleek op momenten niets dan een joelende menigte, die allen tegelijkertijd een verwarrende kluwen onderwerpen naar voren probeerde te brengen. In tegenstelling tot in het boek Second Opinion, waarin de meningen opvallend eensluidend klinken, manifesteerde zich deze avond een wirwar aan standpunten, waarbij de vraag of de voorstellen in Second Opinion daadwerkelijk een oplossing zouden kunnen vormen niet gesteld werd. “Dit debat gaat helemaal nergens over,” merkte Van Houwelingen uiteindelijk dan ook op.

Eigen gewin

Ann Demeester, directrice van De Appel en kunstenaar Hans van Houwelingen
Ann Demeester, directrice van De Appel en kunstenaar Hans van Houwelingen

Met de tweede helft kwam hier gelukkig even enige verandering in. Directeur van tentoonstellingsruimte MuHKA te Antwerpen, Bart de Baere, kreeg weer grip op de zaal. In zijn bevlogen column ageerde hij tegen de tweede stelling over de meest geschikte wijze van subsidiëring en, impliciet, de kloof tussen kunst, maatschappij en markt. Het plan om musea meer geld te geven om kunstenaars eindelijk eens te kunnen betalen en kunst beter onder de aandacht te brengen is misschien goedbedoeld, maar zou volgens De Baere averechts werken. “Geef ons geen zakjes geld – wij zullen ze slechts voor ons eigen gewin aanwenden. U kunt ons niet vertrouwen!”

Aan de discussietafel waren inmiddels mensen vanuit diverse instellingen aangeschoven. Erik Bos van de Haagse galerie Nouvelles Images achtte zichzelf niet zo’n subsidieverstrekker en legde vooral de nadruk op het belang van goede marketing. Tonny Holtrust, directrice van de ArtEZ academies, wees erop dat een nieuwe lichting kunstenaars helemaal geen moeite heeft met marktwerking, iets wat ook Bos uit eigen ervaring onderschreef. Wellicht kan de verondersteld problematische band tussen kunst enerzijds en de markt en samenleving anderzijds zich met de aankomende generatie kunstenaars wel vanzelf herstellen?

Toch zijn het niet alleen de officiële structuren en beleidslijnen waar op gelet moet worden. Wim Pijbes van de Kunsthal benadrukte dat juist de interne band tussen kunstenaar en instelling een belangrijke rol speelt. Vanuit dit meer op inzet en vertrouwen gerichte aspect rijst hier de vraag hoe direct meetbaar of verkoopbaar bloeiende culturele productie zou moeten of kunnen zijn. Misschien is niet het beetje meer of minder geld het grootste probleem, maar ontbreekt het in de kunst gewoonweg aan passie en bovenal noodzaak.

Ook in Second Opinion, het boek, stond het romantische idee van noodzaak in de kunst al meermaals centraal. En daarmee sluit het gehele debat zich weer in de cirkel waar vanuit het oorspronkelijk begon: het gebrek aan noodzaak staat gelijk aan de inhoudelijke middelmaat die de Nederlandse kunst zo schrijnend zou kenmerken. Of de oplossing voor dit probleem werkelijk bij de subsidieverstrekkers ligt, of dat deze wellicht ook elders gevonden kan worden, blijft aan het einde van deze avond nog steeds onbeslist. Het debat van Second Opinion bleek voornamelijk een grote heropvoering van wat in het boek ook al gedaan werd. Laat iedereen maar aan het woord, dan praten we er later wel écht over. Fundamentele discussie was er nauwelijks, was ook niet mogelijk, en conclusies werden niet bereikt. Ja, eentje: dat er een vervolgdebat zou moeten komen. Iemand suggesties?