Schrijver tegen de huichelarij
Konstantin Paustovski is herontdekt, of misschien terug van nooit weggeweest. Hoe het ook zij, afgelopen zomer was Goudzand niet aan te slepen. En dat verdient deze literaire reus.
Paustovski is bij het grote(re) publiek bekend als de schrijver van de romans De romantici en De baai van Kara-Bogaz, maar vooral vanwege zijn memoires, die verschenen als Geschiedenis van een leven. Hij wist zes delen te voltooien, die tot in de jaren dertig voeren. De tweede helft van Paustovski’s leven, tot aan zijn dood in 1968, heeft die boeken dus niet gehaald. Goudzand biedt uitkomst.
Op het eerste gezicht is Goudzand een rare verzameling: het bevat ‘verhalen, dagboeken en brieven’, zoals de ondertitel vertelt. Dat lijken verschillende genres, maar door ze tussen twee kaften samen te brengen blijkt juist hoe literatuur en leven samenhangen. Anekdotes uit een brief of korte dagboekaantekeningen komen later terug in verhalen.
Oorlog en liefde
Goudzand is verdeeld in drie delen, die corresponderen met wat wel zijn ‘drie grote liefdes’ zijn genoemd. Het eerste deel bestrijkt de jaren 1914 tot 1935, oftewel de Eerste Wereldoorlog, het revolutiejaar 1917 en het begin van de Sovjetunie. De kern van het tweede deel, dat loopt van 1936 tot 1948, is de Tweede Wereldoorlog, die hij meemaakte als correspondent. Het laatste deel van Goudzand loopt van 1950 tot 1968, toen Paustovski’s roem tot grote hoogten steeg.
Daarmee is de kern van dit boek duidelijk: de liefde enerzijds, en anderzijds oorlog, revolutie en geweld. Geen van de grote twintigste-eeuwse Russische auteurs kan om die spanning heen; de behoefte aan een dagelijks leven, aan een ‘normaal’ leven, in de uit vele excessen en contrasten bestaande Sovjetunie. Liefde in tijden van de goelag: kan dat? Mag dat? Kunst, leven, politiek: elk van deze lijkt de andere twee te bijten. Een mooi voorbeeld daarvan komt tegen het einde van Goudzand. Wanneer de ‘oude schrijver’ in 1958 van het tijdschrift Novy Mir te horen krijgt dat een van de delen van zijn memoires niet sociaal-realistisch genoeg is (en dat men dus niet tot publicatie over zal gaan), beticht hij de redactie van ‘huichelachtigheid’. Die anti-autoritaire houding had hem nog vijf jaar daarvoor de kop kunnen kosten, maar Paustovski, 66 jaar oud, schrijft het toch. Het is maar een van de vele prachtige voorbeelden uit Goudzand.
Hij ziet, en hij schrijft
Aan het einde van Goudzand is Paustovski veranderd, en Rusland ook. Huwelijk zijn gebroken, bloed is vergoten. Wat niet verandert, in de meer dan vijftig jaar die dit boek beslaat, is Paustovski’s observeringsvermogen en de kracht van zijn pen. Hij ziet, en hij schrijft. Zoals deze dagboekaantekening uit 1920, die ook nu weer van toepassing lijkt:
‘Het is zover: de verschrikkelijkste tijd aller tijden, waarin alle idioten het gelijk aan hun kant hebben, is aangebroken!’