Sarcasme is zeg maar echt háár ding
Cabaretier en schrijfster Paulien Cornelisse is al jaren geïntrigeerd door de manier waarop mensen met elkaar communiceren. In haar boeken (‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ en ‘En dan nog iets’) lees je over alle vreemde uitdrukkingen die haar oren ooit hebben opgepikt. In de voorstelling gaat het – naast over opmerkelijke uitspraken, – ook over eigenaardige gebeurtenissen die Cornelisse meemaakte en om dubieuze leuzen die ze op winkelruiten in haar woonplaats Amsterdam spotte. Vooral de heerlijk sarcastische ondertoon van Cornelisse en haar overdreven manier van uitbeelden, zorgen ervoor dat je je helemaal verliest in de voorstelling.
Kabouterbroeken
Met grote stappen schrijdt Cornelisse over het podium en maakt ze een diepe buiging. Meteen is ze een en al aanwezigheid op het podium, je moet gewoon naar haar kijken. Ze begint op een haast typische ‘Cornelisse-wijze’, die menig persoon kent van haar optreden in het spelprogramma ‘Wie is de mol?’, namelijk op die eerlijke recht-voor-zijn-raap-manier. Deze ongetwijfeld zeer intelligente vrouw doet zich altijd een beetje clownesk voor. Met een grote dosis zelfspot lacht ze de meest droge opmerkingen weg. Zo begint ze de voorstelling door het publiek te complimenteren met het feit dat ze allemaal het theater hebben weten te bereiken.
Daarna volgt een hikkend lachje uit haar mond en schraapt ze haar keel. Al heel vlug belandt ze op iets wat ze totaal niet begrijpt: winkels die yoga-merchandise verkopen. Zo beweert Cornelisse dat kabouters verantwoordelijk zijn voor yogabroeken (‘Kabouterbroeken!’) en dat masserende olie een positief uitgepakte reclamestunt is. Over dit soort tot de verbeelding sprekende onderwerpen praat ze niet alleen, ze weet ook bepaalde geluiden uit het dagelijks leven hilarisch na te doen. Zo maakt ze een vergelijking met een koffieapparaat om een bepaald gevoel over te brengen, wat erin resulteert dat Cornelisse bijna twee minuten lang in gekrompen houding ‘Rrrrrrrr’ staat uit te kreunen. Of heeft ze het over de periode die zit tussen het aanschaffen van een traphekje en een trapstoel (volgens Paulien een ‘slome achtbaan’).
Anticlimax
Yoga is overigens niet de enige sport waarover Cornelisse kritisch is. Dat ze ‘a-sportief’ is, laat ze meerdere malen weten. Wat ze zou doen als ze nog maar twee maanden te leven had? Lekker op de bank hangen natuurlijk. Klaar! Ook vertelt ze op humoristische wijze dat ze besloot om hardloopschoenen te kopen – zodat diezelfde schoenen haar om 10 uur ’s avonds boos aan kunnen staren – en dat een kegelvormige man naar haar ervaring vroeg. ‘Nou, ik sport niet en dat ziet er ongeveer zo uit’, luidde daarop haar antwoord, waarbij ze overdreven gebaarde naar haar lichaamsbouw. Vervolgens ging ze diep in gesprek met de verkoper, terwijl ze niets over rennen wist en er helemaal niets van wilde weten. Maar, zo beweert Cornelisse, soms is het gewoon handiger om met anderen mee te lullen.
Het is niet de enige anekdote die krachtig overkomt, maar een van vele. Zo vertelt Cornelisse tot twee keer toe een verhaal dat eindigt met een anticlimax. Eén over haar romantische reis met vriend Chris Bajema, waar ze op een afgelegen plek in IJsland bezoek krijgen van een grote, enge man en één over een opmerkelijke tatoeage. ‘Jammer, hè’, mompelt ze als ze beide verhalen tot een einde heeft gebracht. Als beide verhalen een spannender einde hadden gekend, had Cornelisse het wellicht niet meer kunnen ‘navertellen’. Fictie en werkelijkheid lopen telkens door elkaar heen, maar één ding lijkt echt te kloppen. Dat is haar liefde voor verschillende soorten mos.
Naast de liefde voor vriend en kleuter, heeft Cornelisse ook een grote voorliefde voor het plakkerige mos – in al zijn gedaanten en vormen. Het liefst slijt ze dan ook haar dagen met ‘moswandelingen’ (één van de vele, vele woordspelingen). Het mos maakt dan ook deel uit van het decor. Op het podium staat zowel een karretje met moestuinplantjes en stukjes mos als een grote plantenkas die doet denken aan de glazen kist van Sneeuwwitje. Iedere keer als Cornelisse een stukje mos heeft verzorgd, zet ze het meteen in de kas. Zodra die opengaat, klinkt er telkens een ander muziekje op de achtergrond. Een kas die rust biedt tegen de hectische wereld die Cornelisse op vriendelijke wijze bespot in haar voorstelling.
Gekke vrouw
In deze vlotte voorstelling word je continu vermaakt door de verrassende dingen die Cornelisse vertelt. Enerzijds kun je je herkennen in de voorbeelden die Cornelisse noemt en anderzijds roept het ook vervreemding op, omdat Cornelisse overal een gekke, absurde draai aan geeft. Het is in zekere zin een strategische zet van Cornelisse om haar sarcastische stemgeluid en mimiek zo in te zetten dat ze overkomt als een ‘gekke vrouw’. Een gekke vrouw die je waardeert vanwege haar gevatte en hilarische opmerkingen, maar die niet moet blijven hangen in iets te lang gebrabbel. Soms draalt ze iets te lang rond eenzelfde onderwerp, terwijl de grap ondertussen wel is geland en uitgewerkt.
Kortom, het is bewonderenswaardig hoe Cornelisse in vlot tempo zoveel gevatte grapjes over taal weet over te brengen. Deze ietwat gekke, scherpe cabaretier bewijst het maar weer eens: taal is echt haar ding!