Een pleidooi voor volmaakt mislukken
Sontag is een sterke voorstelling over mensen die het niet lukt om hun leven als geslaagd te beschouwen en liever dan hun beste beentje voort te zetten, vol het ravijn in donderen. Een voorstelling over mislukken en geen zin hebben om opnieuw te beginnen.
Op het podium bevindt zich een woonkamer. Huiselijk, met goed gevulde boekenkasten en een gemakkelijke bank. De kamer ademt een jaren ’70 sfeer. Op de in het midden van de kamer geplaatste fauteuil zit een vrouw: Susan Sontag. De Amerikaanse essayist die in de tweede helft van de 20e eeuw beroemd werd met haar vele cultuurkritieken. De woonkamer wordt omkaderd door kartonnen wallen en vormt daardoor een afgesloten hok op een verder leeg en groot podium. Het geeft je het gevoel dat die kamer maar een klein onderdeel is van een veel grotere wereld waar we geen zicht op hebben en niet aan meedoen. Dat resoneert met de protagonist die de gehele voorstelling passief en koppig op haar stoel blijft zitten en de rest van de wereld langs zich heen laat gaan.
Frontaal falen
Sontag is niet een theaterbewerking van de levensloop van Susan Sontag (1933 – 2004), maar meer de verbeelding van een bepaalde levenshouding waar zij voor stond: die van het “frontale falen”, zoals regisseur Naomi Velissariou toelicht. Falen in het leven zonder daar verzachtende omstandigheden of relativ erende woorden bij te verzinnen. En er wordt een hoop gefaald in Sontag.
Om maar wat te noemen: Susan Sontag is bij aanvang van de voorstelling verlaten door haar vriendin. Dit heeft een mentale instorting tot gevolg. Sontag kan niet meer van haar stoel afkomen. Geestelijk is ze echter nog volledig scherp en dat is maar goed ook want haar redacteur en haar zoon – die het net als zijn moeder ook wil gaan maken als schrijver – hebben haar intellectuele adviezen hard nodig. De personages zijn allen, Sontag voorop, vermoeiend pretentieus. Allen verzot op de hogere cultuur en allen vooral verzot op hun eigen ideeën over die cultuur. Hun gesprekken zijn doorspekt met uitspraken als “kunst is als oorlog voeren” en meer van zulks. Het zijn personages waar je je zowel aan kunt ergeren als in kunt herkennen. Hun rijke geesteswereld ten spijt, zijn geen van de personages er nog in geslaagd om gelukkig te worden. Allen zijn ze in strijd met hun leven. Een strijd die vooral duidelijk wordt in de moeizame relatie tussen Susan en haar zoon. Zij ziet hem vooral als een last die haar denken hindert, hij wil niets liever dan zijn moeder trots maken door haar te evenaren als schrijver. Maar hoe meer hij pleased, hoe meer weerstand zij voor hem voelt wat leidt tot een destructieve wisselwerking tussen moeder en zoon.
Boeiend om naar te kijken, maar door deze moeilijkheden ontstaat wel de vraag wat precies bewonderenswaardig is aan de levenshouding van de titelheld. Velissariou bestempelt het frontale falen als een deugd die we tegenwoordig zijn kwijtgeraakt. Maar wat is er deugdzaam aan verlamd op een stoel zitten zonder iets te kunnen zeggen wat boven het niveau van pretentieuze navelstaarderij uitkomt? En waarom zouden we deze “deugd” weer op willen rakelen? Een beetje relativering had de Sontag uit het stuk wellicht een hoop goed gedaan.
Geen zware dobber
Ondanks de ernst van de personages is Sontag geen zware dobber. Tussen alle mislukkingen door is er nog genoeg ruimte voor luchtigheid en humor. Zo is bijvoorbeeld de manier waarop Sontag haar zoon verbaal mishandeld eerder komisch dan treurig. Daarnaast is er dankzij het mooie decor genoeg te zien en te ervaren waardoor Sontag een sterke en afwisselende voorstelling is, ook al komt de protagonist geen moment van haar plaats.