Ontregelende introspectie
Bij De Warme Winkel is Amadeus niet het burleske kostuumdrama zoals in de beroemde filmadaptatie van Milos Forman. De performers weken thema’s als artistieke integriteit, innovatie en intentionaliteit los van het Salzburger wonderkind en betrekken het vervolgens op zichzelf in een schurende metavoorstelling.
Mede door de hitfilm uit 1984 denkt menigeen bij Mozart aan een rokkenjagende dondersteen met een hoge giechel, wars van enige autoriteit en met een voorliefde voor (b)anale humor. Wie voor deze Amadeus komt, zal verbaasd zijn dat de voorstelling begint met een uiterst serieuze (doch geplaybackte) dialoog tussen de socioloog en muziektheoreticus Theodor Adorno en de modernistische componist Karlheinz Stockhausen, twee van de belangrijkste namen uit de naoorlogse avantgardemuziek. De vraag die ze hierin proberen te beantwoorden: waar komt de aversie van publiek én muzikanten tegen moderne muziek vandaan? Een vraag voor het publiek echter: waar is Mozart in dit geheel?
Onedele motieven
Deze atypische aanpak maakt Amadeus bijzonder: de twee performers, Marien Jongewaard en Vincent Rietveld, halen alle ‘verhaal’ uit het Mozartverhaal. De losgetrokken thema’s worden vervolgens de handvatten voor een voorstelling over het artistieke proces en al zijn discrepanties. De twee acteurs worden bijgestaan door de broers Stadhouders: Bram is componist van welluidende en intieme ambient en Jasper is het soort freejazzgitarist dat in het eerste kwartier al drie snaren breekt.
Voor aanvang van de voorstelling wordt het libretto uitgedeeld, dat grotendeels gebaseerd is op de ‘oerversie’ van Amadeus, de tweeakter Mozart en Salieri van Poesjkin, over de fictieve moord van Antonio Salieri op zijn rivaal Wolfgang Amadeus Mozart. Aan het spelen van Poesjkins stuk komen de acteurs echter nauwelijks toe. Een ‘voorbespreking’ loopt uit in een mengeling van een kruisverhoor en een Vrije Geluiden-interview tussen de acteurs en de musici. Jongewaard ontmaskert Brams grote klassieke inspiratiebron (verrassing: Bach) als patriarchale kolonialist, Rietveld probeert Jaspers neiging om zijn gitaar kapot te spelen te koppelen aan een vermeend misbruikverleden. De broers reageren rustig en zelfs wat schaapachtig op de poging van de interviewers om hun intenties te deconstrueren. Wat begint als een hilarisch steekspel verwordt langzaam tot een sombere zoektocht naar artistieke authenticiteit. In Jongewaards woorden: ‘Moet je zoutzuur in het gezicht van een muzikant gooien, opdat hij gevoeliger gaat spelen?’
Geloofwaardigheid
Een nieuwe poging om Poesjkins drama op te voeren leidt tot onenigheid wie Salieri mag spelen. Rietveld beroept zich op zijn intellectualisme, Jongewaard op zijn ervaring. Om het geschil te beslechten moeten nu de muzikanten in de rol van interviewer kruipen, wat leidt tot een venijnig en verongelijkt gesprek: hoe vernieuwend is Jongewaards punktheater nog, verkwanselt De Warme Winkel zijn idealen door hun culturele ondernemerschap?
Een ode aan Jongewaard leidt tot een vadermoord, een even hartverscheurende als tenenkrommende schreeuwmonoloog blijkt volledig onoprecht, de openingsscène van de film wordt op z’n debielst uitgevoerd, terwijl over de speakers lyrische recensies klinken. De acteurs spelen een slim spel en laveren constant tussen verschillende niveaus, maar door spontaniteit en humor wordt dit alles luchtig gebracht. De geïmproviseerde muziek van de gebroeders Stadhouders draagt bij aan de ontregeling. Pas als het licht langzaam uitgaat en op de harmonie van Mozarts Requiem een prachtige improvisatie wordt gespeeld, keert de rust terug en kunnen de acteurs beginnen met het voordragen van Poesjkins tekst. Hoewel de performers in het afgelopen anderhalf uur hun eigen integriteit om zeep hebben geholpen, droom je toch weg in de slotscène. Kunst maakt blind.