Music in my head: vooral veel indiebandjes
Begin dit jaar kwam het bericht naar buiten dat de vierde editie van The Music In My Head niet doorging. Door de strengere sponsoringwetgeving was het voor Javaanse Jongens Eetcafé onmogelijk nog hoofdsponsor te zijn. Toch vond het Haagse festival, hoewel verlaat, doorgang. Onder meer door te verhuizen van het Theater aan het Spui naar het goedkopere Paard van Troje.
Het tweedaagse The Music In My Head fungeert nu als opwarmertje voor Crossing Border van eind deze week. Terwijl de charme van dat laatste festival ligt in de avontuurlijke line-up, programmeert Louise Behre – geestelijk vader van beide evenementen – het jongere zusje zonder risico. Beide avonden bestonden grotendeels uit brave indie-bandjes.
New wave-tic
Architecture in Helsinki |
Want veel eigenzinniger dan Architecture in Helsinki, de openingsact van de eerste avond, werd het niet. Het Australische achttal bracht zijn grillige popliedjes met een Belle and Sebastian-achtig enthousiasme. Dat beviel goed, zeker met de mooie klanken van de driekoppige blazerssectie.
De rest van de avond werd gedomineerd door middelmaat. De goede reputatie van Clap Your Hands Say Yeah was de band uit New York vooruit gesneld, de zaal stond vol, maar het publiek wachtte een teleurstelling. De repetitieve rock met new wave-tic was niet opzienbarend. Nog erger was dat de zanger behept bleek met een vervelend schelle stem. De daaropvolgende Sons and Daughters leken bovendien hun eigenzinnige bandgeluid vooral te danken aan een gebrek aan kundigheid.
Daar tegenover stond een band als het afsluitende Elbow. Al was hij geblesseerd en bijgevolg gekluisterd aan z’n kruk, zanger Guy Garvey kreeg het publiek met gemak vanaf de openingsnummers mee. De geëxalteerde gitaarpop is tegelijkertijd degelijk op het saaie af. Goed bekeken was slechts Black Rebel Motorcycle Club de eerste avond de moeite waard. De duistere bluesrock van de band is weliswaar monotoon, maar blijft intrigerend.
Broodnodige gekte
Tracy Bonham |
De zaterdagprogrammering was beter. Tracy Bonham kon niet imponeren met haar solo-optreden. Haar grootste troef is haar prachtig snerende stem, niet haar liedjes. Maar Quit Your Dayjob trakteerde het publiek gelukkig al vroeg op de broodnodige gekte – een mengeling van zotte one-liners en dansbare discopunk. Op een vergelijkbare manier als Elbow eerder, speelden The Frames vervolgens de grote zaal plat. Als geen ander kunnen de Ieren hun romantische inborst in smaakvolle gitaarrock omzetten. Helaas, en tekenend voor de creatieve impasse waarin The Music In My Head verkeert, is de setlist van de band in twee jaar tijd hoegenaamd niets veranderd.
Roisin Murphy |
Het festival vond al met al een sterk besluit met het optreden van de enige diva van de avond: Roisin Murphy. Gezegend met een uitgebreide begeleidingsband bracht ze een staaltje muzikaal vakmanschap. Ter plekke opgenomen samples werden vloeiend in de funky nummers geïncorporeerd. Ook ontbreekt het Murphy, zoals al langer bekend, niet aan een goede podiumverschijning. Het publiek verkeerde plotseling in een luxe positie. Op hetzelfde moment speelden de cultlegendes van The Posies een rommelige en harde set in de kleine zaal. Hiermee bleek maar weer dat Louis Behre grote namen aan zich weet te binden. Het verrassingseffect bleef uit, maar dat zal wellicht doorgeschoven worden naar Crossing Border.