Muziek / Album

Springerig duo staat als huis

recensie: The May Bees - Drop Little Boy

Een bandje dat springerige, punky liedjes speelt. Met stekelige, prikkende rafelrandjes, met een rauwe productionele indierocksaus. Met een ietwat onvast zingende frontman en een vrouwelijke drummer die steevast helemaal raak slaat. Het zou eerlijkheidshalve een reeks introzinnen over de Nederlandse band Caesar kunnen zijn. Toch hebben we het hier over een ander binnenlands collectief; een duo eigenlijk, om wat specifieker te zijn. Een duo dat weliswaar her en der hevig rondspringt, maar toch staat als een huis.

Drop Little Boy, zo heet het debuutalbum van The May Bees. The May Bees: ook wel Maartje ‘Marzj’ Simons (ex-League of XO Gentlemen) op drums en Greg(ory) Orange op zang en gitaar. Live heeft deze band een bassist in de gelederen. Op 3voor12 vertelde men onlangs dat die bassist er hoogstwaarschijnlijk fulltime bijkomt. Maar eerlijkheidshalve draait deze band op hun debuutalbum nog helemaal om Marzj en Greg. Rauwe indierock, zo noemen ze het zelf. Dat klopt aardig. Want naast de eerder genoemde band Caesar, doet de muziek me af en toe wel een beetje (The Everlasting Lover) aan indiegoeroes de Pixies denken. Sterker nog; de gitaarsolo van de single The Enemy’s Scientist lijkt qua schema en klankkleur rechtstreeks van het fameuze Doolittle-album gestolen te zijn. Is niet erg. Zolang het jatwerk maar goed gebeurt en dat is hier zeker het geval. Dan maakt het helemaal niet uit dat je denkt dat je het ooit al eens eerder gehoord hebt.

~

Over ‘eerder gehoord’ gesproken, bijna alle nummers op Drop Little Boy zijn al eens eerder uitgebracht op de twee voorgaande EP’s van The May Bees; Fake Around (2005) en Blame It on the Other Ones (2006). Dat zou een trieste constatering zijn, ware het niet dat The May Bees in dit geval het voordeel van de twijfel verdienen. Want deze nummers vormen met elkaar wel één goed en coherent debuutalbum. En mede daarom is een internationale move meteen ingezet. Drop Little Boy is in de Benelux bij het Nijmeegse label Dying Giraffe Recordings verschenen, maar voor Noord-Amerika neemt het Amerikaanse label Wampus Multimedia dit debuutalbum voor haar rekening.

Grote thema’s

Tekstueel worden er ‘grote thema’s’ aangesneden. Neem die eerder genoemde sterke single die volgens mij gaat over de ambivalentie tussen wetenschap en mensheid. “I am the enemy and I wait”, zo lijkt de wetenschapper zelf te zingen. Black Queen is naar eigen zeggen een nummer over de macht van de media. Een nummer over een wereld waarin tv-presentatoren als heiligen worden gezien. Maar ook liefde en verlatingsangst komen langs. “Will anyone look after me, when i’m alone again?”, zo zingt Gregory Orange in In My Bar. Of in Subject for My Illusions: “I think you are intelligent, but the conversations we have they end, in a way that I am the one to say what you should do.”

En hoe de nummers dan klinken? Inderdaad springerig en punky (Undefined Sofa Sketches, Yeah! Come On! en Black Queen), maar soms ook met dwingende, trage opbouw (Mess). Letterlijk daartussen geklemd zitten van die typische rauwe indiesongs zoals Subject for My Illusions en The Enemy’s Scientist. En de rustige liedjes zoals In My Bar en When She Loves You smelten dit debuutalbum tot een prima geheel. En als het veelzijdige album wordt afgesloten met het geweldige nummer Fields of Albany dan kan een eindconclusie niet anders zijn dan deze: dit staat als een huis.