Onzekere ritmes en grootse gebaren
De programmering van het Rotterdams Philharmonisch Orkest is een van de meest interessante van ons land. 8WEEKLY bezocht in één week twee concerten die elkaars tegenpolen vormden: een ‘authentieke’ Beethoven werd gevolgd door de romantische zwelgbravoure van Brahms’ vriend Joseph Joachim.
Vier dagen lang speelde het Rotterdams Philharmonisch Orkest werken van Beethoven. Onder leiding van gastdirigent Frans Brüggen werd onder de noemer ‘Spelen met Ritmes’ het ritmische aspect van Beethovens werk onderzocht. De Egmont-ouverture, het Derde Pianoconcert en de Zevende Symfonie moesten ritmische verbanden bloot leggen.
Frans Brüggen |
Voor het pianoconcert en de ouverture was de Canadase pianiste Angela Hewitt uitgenodigd. Zij bleek echter door omstandigheden verhinderd en werd vervangen door de jonge en talentvolle Severin von Eckardstein. De wisseling in bezetting leidde ook tot een wisseling in programmering. In plaats van het derde werd het gevoelige vierde pianoconcert gespeeld, waarmee het overkoepelende thema van ‘ritmes’ in het werk Beethoven vertroebelde. Niet alleen het thema van de middag was wat troebel, ook de uitvoering mist scherpte. Ondanks de bijna bruuske directie van Brüggen kwamen zowel de ouverture als het pianoconcert niet echt uit de verf. Von Eckardstein leek nerveus; zijn spel nét niet helemaal onder controle. Het totaalgeluid bleef ook wat onzeker en daardoor vlak. In de korte toegift door Von Eckhardstein vlak voor de pauze leek zijn nervositeit eindelijk overwonnen. Geen geschuifel en gefriebel meer, maar een geconcentreerde en gevoelige uitvoering van een jammer genoeg onbenoemd werk.
Beheersing
Beethovens Zevende Symfonie, die na de pauze op het programma stond, is al vele malen door Brüggen uitgevoerd. Hierin werd ook eindelijk het thema van de dag duidelijk. Vooral het energieke laatste deel stond als een huis. Allerlei mars- en andere militaire motieven komen voorbij, opvallend emotievoller en rijker dan de uitvoering voor de pauze. Niet gewelddadig, maar wél vol overtuiging.
Brüggen heeft een enorme reputatie op het gebied van achttiende- en negentiende-eeuwse muziek. Zijn inmiddels vijfendertig jaar oude, nieuwe benadering van oude muziek is een fenomeen. Werken moeten in de originele bezetting, met de orginele bedoeling en waar mogelijk op originele instrumenten worden gespeeld. Dat levert een heel eigen geluid op. Veel minder grof geweld, meer beheersing, vergeleken met de meer gangbare uitvoeringen. Maar uiteindelijk blijft het een kwestie van smaak. Desondanks kon je, met je ogen dicht – om de grote fysieke en emotionle afstand in de Doelen te vergeten – je uiteindelijk door de Zevende Symfonie toch nog mee laten slepen.
Joseph Joachim |
Joachim
Joseph Joachim was zonder twijfel de meest bekende violist uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Maar in tegenstelling tot instrumentgenoot Paganini, wiens duivelskunstenaarachtige snelheid slechts berekend leek op het oproepen van ontzag, stond Joachim voor iets verfijnders. Wanneer bijvoorbeeld Sherlock Holmes aan het einde van een van zijn avonturen een Joachim-concert bezoekt, is het de negentiende-eeuwer meteen duidelijk dat hij zich met ‘hoge cultuur’ gaat bezighouden.
Christian Tetzlaff, nooit te beroerd om iets bijzonders aan te pakken, had dat ook duidelijk tot zijn inzet gemaakt. Maar aan het einde van zijn ademloze uitvoering van Joachims ‘Hongaarse’ Tweede Vioolconcert waren twee dingen duidelijk: Tetzlaff is een nog grootser violist dan we al dachten – en het Rotterdams Philharmonisch Orkest kan best als een tweederangs orkest klinken als het zijn best maar doet.
En dat, terwijl het prima begon. Anatol Ljadovs Kikimora, een symfonisch gedicht in de traditie van de Russische fin-de-siècle-gedichten van Rimski-Korsakov en Balakirev, werd vlekkeloos afgewikkeld. Een merkbaar gevolg van zoveel jaren Gergiev?
Christian Tetzlaff (foto: Alexandra Vosding) |
Andere kost
Joachims concert is andere kost: ‘dik’ georkestreerd, met lange spanningsbogen, soms adembenemend snel en vol pathos. Het inleidende eerste deel – dat met zijn ruim twintig minuten langer duurt dan de overige twee delen bij elkaar werd nog met enige souplesse genomen, maar in de toch hectische finale was het orkest meerdere malen het spoor bijster. Een paar uurtjes extra repeteren had geen kwaad gekund.
Die orkestrale off-day was des te spijtiger omdat de solist straalde van het zelfvertrouwen en zichtbaar genoot van het besef dat dit concert een veertig minuten durende schijnwerper van geluid op de solist is. Tetzlaff maakte daar optimaal gebruik van zonder toe te geven aan de verleiding van het overtrokken pathos en gebruikte een (voor dit repertoire) opvallend lichte toets. Ondanks de slordigheden die achter hem plaatsvonden was de staande ovatie van het Rotterdamse publiek dan ook welverdiend. Ik hoop dat de lezer me het overslaan van Stravinski’s Le Baiser de la Fée na de pauze vergeeft, maar Tetzlaffs uitvoering verdiende het om nog even in mijn hoofd te blijven zitten.
Maar alle kanttekeningen terzijde, een concertweek als deze doet je wel hopen dat het Rotterdams Philharmonisch deze stijl van programmeren volhoudt. Temidden van de (uit commercieel oogpunt deels onvermijdelijke) sluier van het ‘groot-romantisch’ ijzeren repertoire valt er veel te winnen bij eigenzinnige benaderingen en het af en toe uitproberen van iets ‘raars’.
Concerten:
De Doelen, 9 december
Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Frans Brüggen; Severin von Eckardstein, piano. Beethoven: Ouverture Egmont, Pianoconcert nr.4 en Symfonie nr.7
De Doelen, 14 december
Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Hans Graf; Christian Tetzlaff, viool.
Liadov: Kikimora; Joachim: Vioolconcert Nr. 2; Stravinsky: Le Baiser de la Fée (niet besproken)