Catchy bluestunes
De Rhythm & Blues Night in Groningen heeft al jaren een zeer diverse programmering. Rhythm & Blues is blijkbaar een erg ruim begrip voor de organisatoren. Naast de stomende blues-acts wordt een groot deel van het programma gedrapeerd met country, folk en Americana. Het diverse programma zorgt in Groningen ieder jaar in ieder geval voor een vermakelijke avond. Verveling is geen bedreiging, versnippering wel.
Andere jaren hinderde de programmakeuze de toeschouwer nog wel eens als hij in was voor een goed avondje blues. Dit jaar pakte de mix goed uit. De bluesliefhebber kon sowieso goed aan zijn trekken komen: van acht uur tot één uur hopte hij van Hans van Lier & Ralph de Jong, via Susan Tedeschi, Sherman Robertson, The Robert Cray Band naar Daniel Lohues & The Louisiana Bluesclub. Allemaal zeer capabele en gedegen vertolkers van de blues. Wellicht was Lohues nog het spraakmakendst met zijn Drentse tongval en ontwapenende branie.
Zielenpijn armzalig vertegenwoordigd
En toch: soms kon de muziek behoorlijk sleets klinken. Wat deze acts vertoonden was niet veel meer dan een licht verteerbaar dictaat uit het bluesidioom. Een formule die keurig werd afgedraaid. “This is a catchy bluestune”, zo introduceerde Cray zijn hit Right Next Door, en eigenlijk is de rest van zijn oeuvre dat ook. Het publiek maalde er niet om. Het was immers gekomen voor de gitaarsolo’s en de voorgekookte pathos. De zielenpijn was echter armzalig vertegenwoordigd. Blues speel je heden ten dage met een glimlach.
Wie op zoek was naar de werkelijke ziel van de muziek deed er goed aan om eens in de andere hoeken van de Oosterpoort te zoeken. Onder andere bij de loepzuivere country van ex-Byrd en ex-Flying Burrito Brother Chris Hillmann samen met Herb Pederson, die zich samen door een berg klassiekers heenwerkten van Buck Owens tot Gene Clark. Of de anachronistische verschijning van de Chatham Country Line die met zijn allen rond één microfoon dansten als in de beste Bluegrass dagen, één voor één solo’s afwisselend. Ook de breekbare singer-songwritermuziek van Eliza Gilkyson en Tim Easton was zeer de moeite waard, hoewel deze zich nauwelijks boven het luidruchtige publiek wisten te verheffen.
De werkelijke smaakmaker was echter de Canadese band Elliott Brood met haar hysterische Murderballad-muziek. Death Country noemen ze het zelf, het klinkt enigszins als de folk van Sixteen Horsepower. Leadzanger Mark Sasso heeft een hoge ijle stem met een rauwe nasmaak en de muziek heeft dezelfde eigenschap. Ze klonken live steviger dan op hun debuutplaat Ambassador en zetten een geweldige show neer, met als afsluiters huiveringwekkende versies van Neil Youngs Powderfinger en Johnny Cash’s Ring of fire. Zo bliezen ze de doorsnee blues aan stukken.