Muziek / Concert

Een Estisch feestje

recensie: Arvo Pärt - Credo / Lamentate / In Principio (Noord Nederlands Orkest)

Vroeger, zo net na de pruikentijd, had je twee soorten orkesten. De Hele Grote waar Mahler regelmatig aan de koffie zat, Brahms met zijn symfonieën leurde en waarvoor je zelfs Paganini uit zijn bod mocht bellen. En de hele kleintjes, die het zonder koffie, Mahler en Paganini moesten stellen en waarvan Brahms niet eens wilde dat zijn symfonie er werd gespeeld. In Duitsland kwam daar al een tijdje geleden verandering in. Goed, je had Herbert von Karajans Berliner Philharmoniker, maar van het non-stop spelen van Beethoven werd je ook niet veel beter en na de dood van Karajan wist het orkest zich maar moeilijk aan andere leiding en repertoire aan te passen. Verrassend genoeg werden provinciale orkesten steeds beter en tegenwoordig kan de Bamberger Philharmoniker zich bijna met de Berlijners meten.

Ook in Nederland voltrekt zich zoiets; het Concertgebouworkest is niet per definitie meer veel beter dan het Residentie Orkest of het Rotterdams Filharmonisch, integendeel. En in programmering zijn die laatste twee de hoofdstedeling als jaren geleden voorbijgestreefd. Alleen met de provinciale orkesten bleef het tobben.

Crossover

~

Ook het Noord Nederlands Orkest heeft een tijdlang niet zo’n beste reputatie gehad en grotendeels was dat terecht. Voor een instelling die zoveel rijksgeld ontvangt (meer dan enig ander orkest in Nederland) presteerde het maar matigjes. Daar is een paar jaar geleden verandering in gekomen. Ten eerste begon het NNO zijn activiteiten uit te breiden naar (soms wel, soms niet gelukte) crossover-pogingen, educatieve projecten etcetera. Gelukkig mochten we bij deze gelegenheid ervaren dat het artistieke niveau van het orkest in de pas begint te lopen bij deze fraaie ambities. De bijdrage van het NNO in het Arvo Pärt-festival was een triomf.

Maar het hangt er wel van af welke kop er voor het orkest staat. Na eerder al een buitengewoon sterke Sacre du Printemps te hebben gebracht, bewees de Estische dirigent Arvo Volmer wederom dat hij het beste uit deze groep muzikanten kan krijgen. Dat die groep werd aangevuld met pianist Aleksandr Lubimov verhoogde de lol alleen maar door het uitstekende samenspel van orkest, dirigent en solist.

Het Pärt-festival maakte hier zijn eerste en naar ik heb begrepen tegelijk laatste editie mee – volgend jaar wordt er in Groningen weer een andere levende componist geëerd. Wat vooral prettig was om te zien was een (bijna) volle grote zaal in de Oosterpoort, die bewees dat eigentijdse muziek, mits goed gebracht, niet per definitie tot leegloop hoeft te leiden.

New Age-maniakken

Natuurlijk werkt Pärts muziek wel mee. Het is zeker geen gepiep en geknars zoals we dat kennen (of niet) van types als Boulez en Kagel, maar zoekt eerder de esoterische kant op. De hoogst zachtzinnige en religieuze Pärt zag dan ook met lede ogen aan hoe zijn werk werd gekaapt door de New Age-maniakken die eerder door het zweverige karakter ervan aangetrokken leken te worden dan door de bedoelingen van de componist. De muziek van Pärt en zielsverwanten, zoals de Pool Gorecki en de Georgiër Giya Kancheli, borduurt zowel voort op de barok als op minimalisme zoals we dat kennen van Michael Nyman en Steve Reich. Pärt schuwt het grote gebaar niet en is op zijn tijd niet wars van effectbejag en bombast.

Dat tekende ook het verschil tussen het vroege Credo (1968) en de recente stukken In Principio en Lamentate (resp. 2003 en 2002). In de late jaren zestig werkte de componist eveneens met twaalftoonsstructuren, die hij in Credo een soort duel laat uitvechten met bekende klassieke stukken. Drie keer raden wat het goede en wat het kwaad vertegenwoordigt. Merkwaardig was wel dat het programmaboekje doorzaagde over de echo’s van Bach en vergat te vermelden dat Pärt in Credo zo ongeveer de integrale Apassionata-sonate van Beethoven citeert (zo heet kopiëren in het muzikants).

Maar eerlijk gezegd was Credo (dat onlangs nog door Helene Grimaud werd opgenomen) daarmee wel het meest spannende stuk van de avond en ook duidelijk waar het NNO en het begeleidend koor het meeste energie in staken. Dat leidde dan ook prompt tot de enige wanklank (letterlijk) van de avond – een avondje meer repeteren zou voor het koor geen kwaad kunnen.

Maar dat en die ene tetter die die arme hoornist miste konden weinig afdoen aan een voortreffelijke prestatie van het NNO, dat zich hier zowel technisch als artistiek van zijn beste kant liet zien. Meer, graag.