Canadese rock door het onheil op de hielen gezeten
De grootste kwaliteit van de Canadese gitaarband Ladyhawk is de gekte van zanger Dully Driediger. Vanaf het moment dat hij in opener 48 Hours zijn mond opent, verwacht je zijn stem te horen overslaan. Als hij het daarop op een schreeuwen zet om niet te verzuipen in plotselinge noisegitaren, doet hij enkele seconden later alweer voorkomen alsof hij daarstraks een opgeruimd melodietje zong. Driediger zingt niet alleen alsof het onheil hem op de hielen zit, maar ook alsof hij daar van geniet. Alsof hij minstens licht verknipt is.
Eigenheid en klasse
Driedigers aanstekelijk vrolijke pathos houdt Ladyhawk op zijn debuutplaat verre van eventueel epigonisme. Neem prijsnummer The Dugout: een uiterst traditioneel rockliedje dat enigzins curieus opent met flauw afgedempt gespeelde akkoordjes, maar zich binnen een couplet ontpopt tot een bonafide meezinger. Het nummer ontroert zonder dat direct duidelijk is waarom; de songtekst raakt grotendeels verloren in het opgetogen gitaarlawaai. Dit effect heeft te maken met de op de plaat vaak sterke melodieën. Het zijn net die paar juist geplaatste noten die een zanglijn eigenheid en klasse geven. Driediger beheerst die kunst op een haast achteloze manier.
Ladyhawk moet uitkijken met klaagzangen – Sad Eyes/Blue Eyes is het zwakste nummer van het album. En wat te denken van Long ‘Til The Morning? My Morning Jacket of dan tenminste Bonnie ‘Prince’ Billy zou deze zeven minuten topzware melancholie beter hebben opgepakt. Het hierop volgende Come In Brave heeft dan weer alles in zich dat de band onderscheidt: de licht ontvlambare voordracht van Driediger die heel goed radiovriendelijk had kunnen zijn als de gitaren niet zo ongenadig over de zang heen denderden.