Klein maar fijn
Tsjaikovski reisde wat af – en wilde als gekweld artiest natuurlijk altijd naar huis. Het gezelschap van andere componisten beviel ‘m op die reizen maar zelden: Brahms was “een dronken bierbuik”, Moessorgski een lopende jeneverfles en van andere collega’s is maar wijselijk vergeten wat hij over ze te zeggen had. Eigenlijk waren er maar vier mensen waar Pjotr
Iljitsj het mee kon vinden. De eerste twee waren Edvard Grieg en Antonin Dvorak, waar eigenlijk niemand een hekel aan had, de derde Camille Saint-Saëns, die zijn gevoel voor humor deelde. Dat hij ook zo goed overweg kon met Joachim Raff was opmerkelijker. Raff stond een beetje bekend als een een eigenwijze drol die z’n meningen zelden aan goede smaak aanpaste en Pjotr Iljitsj was extreem gevoelig voor kritiek op zijn werk. We zullen dus maar aannemen dat Raff niets dan goeds te melden had.
Vergeten
Als er een prijs zou zijn voor de meest vergeten componist, zou die zonder problemen kunnen worden opgeëist door Joachim Raff. Raff, geboren als Zwitser, begon zijn carrière als instumentalist voor Liszt (Die toen de Teleac-cursus Orkest nog niet had doorgeworsteld), koos al snel voor een meer zelfstandig bestaan in Wiesbaden en groeide uit tot één van de meest succesvolle componisten van zijn tijd. Samen met Rubinsteins Oceaansymfonie was zijn derde symfonie (“Im Walde”) veruit het meest gespeelde werk in de orkestzalen van de negentiende eeuw. En net zoals Rubinstein schreef Raff programmamuziek, die in muzikale taal de werkelijkheid probeerde neer te zetten.
Vete
In de vete tussen Brahms en Wagner koos Raff nooit partij: hoewel hij Brahms’ starre conservatisme verafschuwde, beschouwde hij Wagner als een parvenu (terecht, overigens). Dat hij dat kon doen zegt iets over zijn persoonlijkheid, maar ook over de kracht van zijn positie. Raffs bekendheid zou zijn leven echter slechts ternauwernood overleven; binnen een paar jaar werd hij geheel overvleugeld door het werk van mensen als Wagner en hun opvolgers, die veel vrijer stonden ten opzichten van muzikale experimenten. Dat is ergens wel verklaarbaar: Raffs werk hoort meer thuis in het midden van de negentiende eeuw dan in het einde ervan, dus echt avant-garde was het niet. Er is vaak een vergelijking getrokken tussen Raff en Mendelssohn, ten nadele van de eerste. Raff zou een slaafse Mendelssohn-kloon zijn geweest, die zich meer interesseerde in vorm dan in muzikale substantie.
Uitstaanbaar
De waarheid is anders: Raff was namelijk een nogal wat betere componist dan Mendelssohn (en als we zijn brieven en de mening van tijdgenoten mogen geloven, ook een stuk minder onuitstaanbaar). Mendelssohns beste werken zijn weliswaar heel goed, maar dat niveau haalde hij niet zo gek vaak.Probeer eens één van z’n oratoria, zou ik zeggen. Raff was constanter, dikwijls origineler en mijns insziens vooral veel leuker. Ik lijk in de minderheid te verkeren, want Raff heeft slechts zelden zijn weg naar de CD kunnen vinden. Daar lijkt de laatste jaren echter verandering in te komen. Nadat Marco Polo (het dure broertje van Naxos) begon aan een complete cyclus van Raff’s symfonische werk, is een paar jaar geleden het wat obscure Zwitserse label Tudor ook begonnen met een dergelijke reeks.
Klein maar fijn
De Marco Polo-serie wisselt nogal in kwaliteit, met name doordat de wat middelmatige Duitse orkesten die het label inhuurde niet altijd berekend leken te zijn op hun taak: Raffs muziek is te complex om even voor de vuist weg te riedelen. De schitterende uitzondering is Samuel Friedmann’s uitvoering van Raffs epische symfonische eersteling An das Vaterland, die sinds kort ook op het veel goekopere Naxos-label te krijgen is. Het andere label dat zich met overgave aan Raff waagde was het Zwitserse Tudor. Het mag dan een klein label zijn, maar aan de kwaliteit van deze opname van Raffs negende symfonie (met de subtitel Im Sommer) en zijn pianoconcert is dat absoluut niet te merken. Jean-Marie Auberson zet in zijn interpretatie van de negende symfonie de voortreffelijke lijn voort die Tudor met Hans Stadlmair was begonnen. In het pianoconcert levert Matthias Bamert samen met Peter Aronsky, een prestatie die het toch al hoge gemiddelde van de serie ruimschoots overtreft.
Seizoenen
De symfonie is er één in een reeks van vier die Raff schreef om de seizoenen te beschrijven. Ze is voor Raffiaanse begrippen vrij licht van toon en mist dan ook helemaal de heroïek die de eerste of de vierde symfonie zo kenmerken. Maar het is juist die lichtvoetigheid en pretentieloosheid die het tot zo’n aantrekkelijk werk maakt. Aan melodie overigens geen gebrek. Vooral het tweede deel bevat veel neuriebaar materiaal.
Hors Catégorie
Het pianoconcert is Raff hors catégorie: een meesterwerk, naar mijn overtuiging één van de beste concerten ooit geschreven. Virtuoos maar niet opschepperig, melodieus zonder ooit in clichés te vervallen en van de eerste tot de laatste noot oorspronkelijk. Raff toont hierbij dat een
traditionele vorm absoluut geen beletsel hoeft te vormen voor originaliteit, die zelfs ten goede kan komen. Met name het tweede, langzame, deel bevat de beste passages die hij ooit heeft geschreven.
Een zeldzaam goede dag
Dat deze opname de enige is die momenteel te krijgen is (en zelfs dat met moeite) is op zich te betreuren. Maar gelukkig is dit zo’n geval waarbij een goede dirigent, een degelijk orkest en een zeer goede pianist elkaar op een zeldzaam goede dag hebben getroffen. Aronsky neemt de solopartij met speels gemak, maar zonder ooit in vlakke acrobatenpianistiek à la Wibi Soeradji te vervallen. Auberson en de zijnen doen daar nauwelijks voor onder, hoewel het iets minder gepolijst klinkt dan in de symfonie. Maar enthousiasme maakt veel goed, en als er dan toch maar één opname is, ben ik blij dat dit deze enige is.
Via de Nederlandse klassiekboer is-ie bij gebrek aan importeur echter niet of moeilijk te krijgen, dus daarvoor zul je in Duitsland (www.amazon.de of www.jpc.de) terecht moeten. Of in de VS. Of Engeland. Of Frankrijk. Overal behalve hier, eigenlijk, Da’s vreemd, maar da’s een onderwerp voor een volgende keer.