Iceland Airwaves 2003
Het jaarlijkse Iceland Airwaves is een van de meest afgelegen muziekfestivals ter wereld. Voor de IJslanders is het dan ook een van de weinige gelegenheden om buitenlandse acts te zien, maar dit jaar waren er geen grote namen, en wat er van buitenaf kwam was nu niet direct indrukwekkend. Het driedaagse muziekfestijn trekt echter ook hordes muziektoeristen, journalisten en mensen uit de muziekbusiness, want Airwaves is ook een showcase voor talent van eigen bodem. En daar was er meer dan genoeg van. Er speelden ongeveer in totaal 120 bands en artiesten, en het hele festival vindt dit jaar prettig genoeg plaats in een aantal podia in het centrum van Reykjavik, die allemaal op loopafstand van elkaar gelegen zijn. Op die manier kun je heel gemakkelijk overstappen naar een ander concert. Bovendien is er voor de liefhebber een uitgebreid club-programma met buitenlandse DJ’s. Het enige nadeel is eigenlijk dat je niet zoveel bands kunt zien als je zou willen, want zijn altijd zo’n vijf of zes concerten tegelijk aan de gang. Zo hebben we bijvoorbeeld een uitvoerig Hollands-IJslands multimediaproject, een hiphop-avond, de rocksensatie Mínus en tientallen bandjes moeten missen, maar daar stond wel een onvergetelijke hoeveelheid goede concerten tegenover. Hoe dan ook is het Airwaves festival een unieke belevenis, al was het maar om te zien hoe ongeëvenaard inventief, levendig en gevariëerd het muziekmilieu is dat de IJslanders cultiveren.
16 oktober
Búdrýgindi |
Een bescheiden begin van het festival, op het ruime podium van de club Nasa, vlak naast het stadhuis van Reykjavik. De IJslandse band Tristian speelt er gedreven gitaarmuziek met gecompliceerde structuren. Af en toe heeft het wel wat van Muse weg. Soms is die drang naar het ingewikkelde een beetje teveel van het goede, maar het is wel een veelbelovende band die een degelijk concert aflevert. Een paar uur later betreedt de jonge Eivør Pálsdóttir het toneel. Eivør woont tegenwoordig in IJsland maar komt eigenlijk uit de Faerøer, die obscure eilandengroep die doorgaans niet eens op de Europese kaart voorkomt. Er wonen nog geen 50.000 mensen, maar het volk heeft wel een interessante muziekcultuur. Eivør is daar een vaandeldrager van: ze combineert folk, pop, jazz en baseert haar muziek vaak op traditionele liederen. Ze is een muzikaal wonderkind met een ongelofelijk stembereik, en bovendien is ze deeltijd-zangeres van de fascinerende Faeroerse rockband Clickhaze, die dit jaar helaas niet op het festival spelen. Op het concert wordt ze begeleid door sessiemuzikanten en hanteert ze zelf de gitaar, en speelt voornamelijk nieuw werk dat op haar binnenkort te verschijnen CD komt. Het is dramatische muziek, uitstekend gespeeld, en een prima concert. De kelder van een van de theaters in Reykjavik is een chique bar die eruitziet als een nachtclub. Vanavond is die gereserveerd voor de meer zachtzinnige muziek. Het IJslandse Ampop nemen het begrip mellow ter harte: lome, trieste electronica met zang, keyboard en bas. Voor sommigen waarschijnlijk slaapverwekkend, maar voor wie zich erdoor laat meeslepen zijn het mooie, breekbare, sfeervolle liedjes. De band Ske is doorgaans een stuk opgewekter, maar vanavond weten ze dat niet bepaald over te brengen. Ze doen wel hun best, maar het optreden is nogal een rommeltje en van de vrolijke, multi-instrumentale popmuziek die we van hun CD kennen blijft helaas weinig over.
17 oktober
Jóhan Jóhannsson |
Jóhan Jóhannsson, een muzikale duizendpoot die ook deel uitmaakt van het bizarre gezelschap Apparat Organ Quartet, voert vanmiddag zijn electro-klassieke composities uit in de (voor IJslandse begrippen) kolossale Hallgrimskerk. Voorzien van electronica en een strijkkwartet. Aanvankelijk is dat nogal een ontoegankelijke en abstracte voorstelling, maar na een tijdje blijkt het inventieve en boeiende muziek te zijn. Jóhannsson combineert melodieuze electronica met klassieke arrangementen, en het resultaat klinkt uniek en bij vlagen schitterend. Deze muziek is uitgebracht onder de naam Englabörn, de begeleiding van een gelijknamig toneelstuk, maar veel van wat vandaag gespeeld wordt verschijnt binnenkort op een nieuw werk, dat dan ook veelbelovend lijkt.
Hilarisch
Wie Fríðrik Þór Fríðrikssons jaren 80-documentaire Rock in Reykjavik heeft gezien, zal zich ongetwijfeld de twaalfjarige, lijmsnuivende punkkoters herinneren die tijdens een optreden een gitaar met een bijl te lijf gaan. IJsland heeft een rijke geschiedens van heftige jeugdige bands, en bewijst dat vanavond maar weer eens met een optreden van het gezelschap Búdrýgindi, op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. Deze jongens zijn een jaar of zestien, en maken sinds een paar jaar verbazingwekkend energieke muziek, die punk, pop en rock combineert en voorziet van teksten over bijvoorbeeld jackpotverslaving. Het is hilarisch, maar ook uitstekende, levendige muziek die in je hoofd blijft hangen.
In een van de grotere en populairdere rock-podia in Reykjavik, Gaukur á Stöng, oftewel de papagaai op een stokje, speelt Maus. Deze IJslandse band zing tegenwoordig in het Engels, en dat is nogal te betreuren, want hun zanger is bepaald geen ster in de uitspraak van deze taal. Als je dacht dat Björk een dik accent had, heb je deze kerel nog niet gehoord. Maar goed, hun basale, opvallende en gedreven gitaarpop, voornamelijk van hun nieuwe CD Musick, mag er wel wezen.
Stoïcijnse retro-rock
Kimono |
Ook boeiend is het optreden van de IJslands-Canadese band Kimono, twee straten verderop in Nasa, het grootste podium van het festival. Kimono heeft wel wat van Sonic Youth, en maakt bijzondere, onorthodoxe gitaarmuziek, maar steunt veel te veel op het virtuoze en ingenieuze gitaarspel van de zanger/gitarist. Het is wel indrukwekkend om hem gitaar te zien spelen, maar hij loopt er zo zeer mee te pronken dat het de nummers soms de das omdoet. Echt zingen kan hij ook niet, dus de muziek is op zijn best als hij instrumentaal blijft. En wanneer het technische vernuft binnen de perken blijft, is het ongelofelijk mooie, spannende muziek zoals je die je niet vaak hoort. Terug in Gaukur speelt ondertussen Brain Police, een van de weinige stonerrockbands van IJsland. Deze band heeft geen greintje originaliteit, maar blinkt wel uit binnen de beperkingen van het genre. Dat komt ook door de geweldig rauwe strot van hun zanger. Een heftig concert, wat niet gezegd kan worden van de New Yorkse Prosaics, die muziek maken in het verlengde van bijvoorbeeld Placebo en Interpol. Inmiddels is er bijna een einde gekomen aan het optreden van Singapore Sling, die voor een behoorlijke menigte in Nasa spelen. Deze zeskoppige formatie speelt lome, stoïcijnse retro-rock die live veel beter tot zijn recht blijkt te komen dan op CD. Na deze band valt de beurt aan The Kills. Dit Britse duo werkt met hun pretentieuze, oppervlakkige lawaai nogal op de zenuwen, dus het is hopen dat er vanavond nog wat beters te zien is.
Úlpa |
En zowaar, nog geen honderd meter verderop, in het kleine, propvolle en benauwde café Vídalín, speelt het best bewaarde geheim van muzikaal IJsland. Dit is de band Úlpa (anorak), een kwartet dat nog maar sinds een paar jaar bestaat, maar een inventiviteit en eigenzinnigheid heeft die je doorgaans alleen in bands van het kaliber van Radiohead terugvindt. Úlpa maakt lang uitgesponnen nummers met een verslavend duister, dromerig en jazzy geluid, maar dan op een manier die als geen andere klinkt. De band speelt wat nummers van hun prachtige debuutalbum Mea Culpa, maar het is vooral nieuw materiaal wat vanavond gepresenteerd wordt. Dat ligt in het verlengde van hun eerdere muziek, maar de band maakt veel meer gebruik van keyboards, geschreeuw en bizarre structuren, en bovendien eindigen de meeste nummers bijzonder abrupt. Fascinerend, hier en daar geniaal, maar nogal ontoegankelijk. Hopelijk is dat een kwestie van wennen, want het materiaal is bedoeld voor een tweede CD die binnenkort moet verschijnen.
Saaie boel
In Nasa komt nu, om 1 uur ’s nachts, het concert van Quarashi ten einde: hun combinatie van hiphop, nu-metal en Beastie Boys is vermakelijk, maar al te mainstream en radiovriendelijk geworden om echt te bekoren. De band –die een internationale platendeal aan het allereerste Airwaves-festival te danken heeft– is inmiddels behoorlijk populair in Amerika en Japan, en daar zullen hun commerciële concessies ongetwijfeld toe bijgedragen hebben. Ze hebben er wel veel plezier in, en hun enthousiasme is aanstekelijk. De Dáðadrengir (de knapen die goed werk verrichten, of iets dergelijks) mogen het daarna nog eens dunnetjes overdoen. De heren zijn gemiddeld een jaar of 18, en Björk’s zoon speelt bas. Het is een uiterst vrolijke combinatie van rap (in het onverstaanbare IJslands), rock en electronica. De Audio Bullys zijn in IJsland niet echt aangeslagen, getuige de opkomst voor hun DJ-act twee straten verderop, in Gaukur á Stöng. Hun optreden zal daar weinig aan veranderen, want een duo dat platen draait voor een nog niet halfvolle zaal en een sfeer die ver te zoeken is nogal een saaie boel.
18 oktober
Trabant |
Ensími, de band die twee leden van Jet Black Joe oprichtten toen die band ter ziele ging, maakt alweer een jaar of 6 gedreven, hoekige rock die mechanisch maar toch melodieus klinkt. Het klinkt een beetje als Placebo, maar dan toegankelijker, directer en heftiger. Zanger Hrafn Thoroddsen (de man achter het orgel bij Jet Black Joe!) is vanavond niet zo goed bij stem, maar dat is het enige minpuntje aan een solide concert, met bovendien nieuw materiaal, waaronder een heuse ballad. Ensími is een van de vele bands die zonder de barrières van hun thuisland heel wat succes zou kunnen genieten. De Noorse Ricochets maken er vervolgens nogal een show van: extravagante, patserige rock, die wel heel erg veel op Nick Cave lijkt. De zanger is straalbezopen, maar het publiek, dat in dat opzicht niet voor hem onderdoet, vind het allemaal prachtig. 8WEEKLY niet, en besluit een kijkje te nemen aan de overkant van de straat (Reykjavik is een kleine stad, zul je inmiddels wel begrepen hebben), waar een van de vele musea van de stad gehuisvest is. Voor de gelegenheid heeft het kunstmuseum een podium in een zaal opgericht, waar vanavond het IJslandse Tenderfoot als eerste mag spelen. Tenderfoot speelt zachte, melancholieke akoestische gitaarmuziek, die sfeervol en technisch indrukwekkend is, maar een uur lang wel heel erg voorspelbaar blijft. Een groter contrast met de band Trabant is nauwelijks denkbaar: dit electro-gezelschap levert even later in Nasa de meest vermakelijke vertoning van de hele Airwaves. Met onder meer een Johnny Cash-cover en een kinky uitvoering van hun hilarische Nasty Boy, inclusief bodyglitter, tepelornamenten en gesimuleerde gaysex. Trabant is buiten IJsland en Engeland niet bepaald bekend. Als je de band live ziet, denk je dat daar wel verandering in moet komen, want hun opgewekte, heftige electro-pop is zo aanstekelijk, vol zelfspot en goed gemaakt dat het op den duur overal wel aan moet slaan. Wie van de Moog Cookbook houdt, zal aan Trabant ook veel plezier beleven.
Schunnig visitekaartje
Terug naar Gaukur. Als de Ricochets eindelijk verdwenen zijn is de beurt aan Botnleðja (slib), een trio dat tegenwoordig heftige, humorvolle pop/rock maakt. De IJslandse pony schijnt het kleinste paard ter wereld met het grootste geslachtsdeel ter wereld te zijn, en dus is Botnleðja’s mascotte een IJslandse pony, met een gigantische piemel. Afgezien van zulke meligheid speelt de band ingenieuze, punkige muziek met geweldig grappige teksten (shove your head / down my throat / I’ll bite it off / and burn your coat), en een zanger die, je raad het al, een enorme keel op kan zetten. Het materiaal komt van hun laatste CD, Iceland National Park, een schunnig, alternatief visitekaartje voor hun thuisland. Deze CD is niet zo goed als hun vorige (Douglas Dakota), maar zeker aan te raden- en bovendien, als het goed is, niet al te moeilijk te vinden in Nederland.
Gevoelig oor
Alsof drie uitstekende concerten op een avond nog niet genoeg waren, is er in het museum ook The Album Leaf. Sigur Rós werd wereldberoemd toen Radiohead hen meenam op tournee, en met de Album Leaf lijkt het dezelfde kant op te gaan, want Sigur Rós vonden de muziek van de brit Jimmy LaValle zo goed dat ze hem mee op sleeptouw namen. De man is de laatste tijd vaak in IJsland, bezig een nieuwe CD op te nemen in de studio van Sigur Rós, van wie de drummer en toetsenist hem vanavond ook bijstaan. Het is sfeerrijke instrumentale muziek, die heel veel wegheeft van een soort kruising tussen Múm en de nieuwere Mogwai. Virtuoos LaValle heeft een gevoelig oor voor fijne melodieën, die hij weet om te toveren in uitvoerig gearrangeerde nummers. Met behulp van de helft van Sigur Rós, een violiste en een bassist klinkt het live allemaal heel mooi.
Chaotische herrie
Dit was wel zo’n beetje het hoogtepunt van de laatste dag van het festival, maar na middernacht is er ook nog Sign, een glamorrock-band die met klassieke hardrock-riffs, hardrock-oogschaduw, leren hardrock-broeken en hardrock-schreeuwzang nogal anachronistisch aandoet. Ware het niet dat hun uitermate sexy frontman/zanger/gitarist nog maar net 17 jaar oud is, en dat de band al twee uitstekende CD’s op haar naam heeft staan! Sign maakt memorabele, melodieuze rock op de leest van Kiss geschoeid. Nogal een prestatie voor jongens die volgens de strenge IJslandse leeftijdsgrenzen niet eens hun eigen concert zouden mogen bijwonen. Het zijn uitstekende musici, ze leveren een flitsende show, met een handvol prima nieuwe songs, maar technisch is het nogal een zooitje. Het geluid is vreselijk slecht (een ooverdovende bas verdrinkt de rest van de muziek), er zijn nogal wat problemen met de zanglijnen, en de plotselinge toevoeging van een toetsenist is ook nogal overbodig. Bovendien was het charmante van Sign altijd dat de teksten in het IJslands waren; helaas is de band inmiddels overstag gegaan voor het Engels. Niet alleen het nieuwe materiaal is in het Engels, ook de oudere hits zijn vertaald. Ongetwijfeld ten bate van het buitenlandse publiek- niet dat dat er was, want er zijn nauwelijks 20 mensen op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. We nemen na afloop nog even een kijkje in het inmiddels afgeladen Gaukur, waar een band met de onmogelijke naam Eighties Matchbox B-Line Disaster een bezopen menigte teistert. Het is snoeiharde en chaotische herrie die met stroboscooplicht en een maniakale, stagedivende zanger nogal heftig overkomt.
Airwaves is een uniek muziekfestijn, en ook deze editie van het festival bewijst maar weer dat de buitenlandse acts in het niet vallen bij het inheemse talent op het afgelegen IJsland. Iedere serieuze muziekliefhebber doet er dan ook goed aan om hier eens een kijkje te komen nemen, en een betere aanleiding daarvoor dan de volgende editie van Airwaves is moeilijk denkbaar.
Links:
Bands: