Bruckner doorzichtig
Stel je voor, je hebt van een vriend iets gehoord over een boek. Laten we zeggen, Goethes Werther. Hij is er erg enthousiast over en, eenmaal aangestoken, besluit je het boek ook te kopen. Het voldoet aan je verwachtingen, maar als je er met die vriend over begint te praten blijken jullie het over twee heel verschillende boeken te hebben; in het jouwe pleegt Werther geen zelfmoord maar begint hij een boekwinkel. Of heet hij helemaal geen Werther maar Harry. Dat is het gevoel dat je krijgt als je met iemand over de symfonieën van Anton Bruckner begint.
Ingewikkeld
De lastigheid wordt nu wel duidelijk, hoop ik. Maar het wordt nog ingewikkelder. Want hoewel Bruckner meestal hele nieuwe delen in elkaar schroefde, deed hij dat niet altijd. Soms stopte hij bovendien nieuwe delen in oude symfonieën, zoals de finale van zijn Vierde. Het gevolg is dat we een Vierde Symfonie hebben met de oorspronkelijke finale, één met de herziene (eigenlijk gehercomponeerde) finale, en een oorspronkelijke versie, in feite een andere symfonie in dezelfde toonsoort.
Dat was natuurlijk een godsgeschenk voor arrangeurs en musicologen. Als mieren sloegen ze aan het analyseren, arrangeren en interpreteren. Het resultaat, na een dikke eeuw Bruckneruitvoeren, is een zootje. Voor insiders fascinerend, voor de doorsnee luisteraar volslagen onoverzichtelijk. Van de hier besproken Zesde Symfonie is er goddank maar één editie. Nou ja, anderhalf dan.
Ondergewaardeerd?
De tekst in het boekje heeft het over een ‘ondergewaardeerde symfonie’ en als je naar het aantal opnamen kijkt lijkt dat in eerste instantie wel te kloppen. Het muziekarchief Arkivmusic somt er 31 op, net iets meer dan de Eerste en Tweede, ongeveer evenveel als de Derde en de helft van de latere Bruckners Zeven, Acht en Negen. Maar 31 is niet echt weinig en met uitvoerders als Haitink, Kubelik en Solti met hun niet kinderachtige orkesten is het moeilijk vol te houden dat de symfonie in het verdomhoekje heeft gelegen. Ook de vermeende moeilijkheid van het werk, waar de mij verder onbekende Habakuk Traber het over heeft, vind ik niet echt terug. Er wordt weliswaar gemoduleerd dat het een lieve lust is (Traber wijst erop dat de basistoonsoort A in het begin hooguit ergens op de achtergrond meedoet) maar de melodieën zijn vrij helder en de lengte van het werk (niet onbelangrijk voor de ‘consument’) is met 56 minuten nog te behappen.
Bruckner noemde de Zesde Symfonie zijn ‘meest gedurfde’ en ze wordt algemeen gezien als zijn meest persoonlijke werk. Dat verklaart wellicht ook het geringe aantal revisies. Het langzame deel (adagio) is één van Bruckners meest memorabele, ook vanwege het contrast met het daarop volgende deel, een scherzo van bijna nucleaire kracht. De finale is altijd problematisch geweest vanwege de vele tempo- en dynamiekwisselingen en zelfs zeer ervaren krachten hebben zich daarbij vergaloppeerd. Zoniet, gelukkig, Nagano.
Geramd
Foto: Harmonia Mundi |
Controle is bij Bruckner essentieel. De structuren zijn complex, de verschillen in dynamiek vaak enorm, de spanningsboog moet ‘geramd’ zitten. Dat zit bij dirigent Kent Nagano wel snor. Het voorbeeldige samenspel van het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin ondersteunt de ambities van de dirigent meer dan voldoende. Opvallend is bijvoorbeeld het bijna dansende ritme dat Nagano het begin van het adagio meegeeft; een adagio dat ook voor het overige prachtig gedoseerd wordt gespeeld. De finale, traditioneel het struikelstuk, zal dan misschien niet iedereen kunnen bekoren, maar Nagano weet de af en toe op de loer liggende banaliteit zeer effectief te omzeilen en maakt haar tot een belevenis. De nauwgezetheid van het orkest en de visie van de dirigent dragen bij tot een bijzonder indrukwekkende opname. Een kanttekening is wel, dat de zaal (de Berlijnse Philharmonie) hier en daar akelig nagalmt. Van Harmonia Mundi zijn we eerlijk gezegd beter gewend.
Maar het meest positieve dat me bijblijft na het beluisteren van deze uitvoering is de helderheid waarmee Nagano Bruckner hier neerzet. De wollige, overmatig breedsprakige Bruckner-uitvoeringen waarmee dirigenten als Haitink en Jochum de componist neerzetten als een zwaar op de hand componerende romanticus begint gelukkig doorbroken te worden, zoals ook Philippe Herreweghes uitvoering van de Zevende Symfonie (ook op Harmonia Mundi) laatst al aantoonde. De transparantie die Nagano hier weet te vinden komt de muziek zeer ten goede en maakt zijn uitvoering tot de maatstaf van dit moment.