Mode uit de museale kast
Deze zomer stelt het Centraal Museum in Utrecht een deel van haar rijke collectie aan het publiek tentoon. De tentoonstelling is een spiegel van het verzamelbeleid door de jaren heen; oud en nieuw verweven en op unieke wijze getoond.
Het museum viert met Uit de Mode – De inloopkast van het museum het moment dat jonkvrouw Carla de Jonge honderd jaar geleden in dienst trad als eerste betaalde modeconservator. Het verzamelbeleid is de afgelopen eeuw nogal veranderd; van een focus op historische kostuums, naar een nadruk op conceptuele en hedendaagse (inter-)nationale mode.
Dozen
De tentoonstelling is opgedeeld in een thematisch vierluik. De bezoeker betreedt als eerste een zaal waarin de maker centraal staat. De ruimte is speels ingericht, oud en nieuw staat door elkaar, maar het meest opvallende zijn de kartonnen dozen waarop de kledingstukken worden gepresenteerd. De speelsheid is mede afkomstig van het modehuis MAISON the FAUX, deels verantwoordelijk voor de vormgeving. De dozen fungeren als platform, maar zijn ook een verwijzing naar het museale depot, waar de kleding ook in dozen wordt geconserveerd. De kartonnen platforms zijn voorzien van een logo, speciaal ontworpen voor het Centraal Museum, wat een verwijzing is naar de modehuizen. De verwijzing naar enerzijds het museum, anderzijds een modehuis laat zien hoe twee grote instanties bepalend zijn voor wat mode is. Een inhoudelijke presentatie, maar wel één die doet denken aan een rommelig pakhuis.
Jongensjurk
Het volgende thema is dat van de drager, gepresenteerd in een roze, snoepachtige etalage. Tussen shoppingbags van het Centraal Museum wordt kleding gepresenteerd die betekenis heeft gekregen door de drager ervan. De ruimte is gevuld met hedendaagse stukken die zijn gedragen door bekende personen, zoals de actrice Tilda Swinton. Daarnaast zijn er ook historische kostuums te zien, afkomstig van vooraanstaande families uit de negentiende eeuw. Een zeer opvallend stuk is een kinderjurkje, dat door een onbekende ontwerper is gemaakt tussen 1890 en 1900. Het crèmekleurige jurkje, inclusief roze-rode strikjes, zou tegenwoordig gezien worden als een kledingstuk voor meisjes. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het werd gedragen door een jongetje; een foto toont daarvan het bewijs. Niet alleen is dit een confrontatie met de tijd en de daarbij behorende tradities, ook is het stuk onderdeel van een relatief grote hoeveelheid mannenkleding binnen de tentoonstelling. Het Centraal Museum breekt daarmee een traditie binnen de modetentoonstellingen, waar vaak alleen de focus op kleding voor vrouwen ligt.
Dekbedjas
Opmerkelijk is het Live Science Program, waar drie dagen per week live kleding wordt gerestaureerd. Het publiek wordt zo actief betrokken bij de tentoonstelling en krijgt zo ook een uniek kijkje ‘achter’ de schermen. Dat restauratie nodig is wordt eveneens goed duidelijk; in dezelfde zaal worden namelijk ook vergane kledingstukken getoond. Vanwege de kwetsbaarheid worden deze niet getoond op mannequins, maar liggen zij in houten kisten. De vergankelijkheid wordt zo in beeld gebracht.
Dat mode eigenlijk nooit stopt wordt met het laatste thema aan het licht gebracht. Vooruitstrevende ontwerpers hebben hier een plek gekregen om de toekomst van mode in beeld te brengen, voortbouwend op het verleden. Iris van Herpen is hierin opmerkelijk, met haar 3d-geprinte jurk. De Dekbedjas van Maison Martin Margiela laat zien dat recyclen tot een hoger niveau getild kan worden, door aan een oud dekbed een nieuwe betekenis te geven.
Net als de getoonde ontwerpers, is het Centraal Museum met deze tentoonstelling progressief en vrijzinnig. Kleding wordt op vernieuwende wijze getoond, wat in sommige ruimtes rommelig aandoet, maar wel zorgt voor een spanning tussen oud en nieuw en een bijzondere beleving.