Kunst / Expo binnenland

Koning van het canvas

recensie: Willem de Kooning - Schilderijen en tekeningen

.

De Kooning emigreerde in 1926 op 22-jarige leeftijd naar Amerika, waar hij tot zijn dood in 1997 zou blijven wonen. De vroegste werken die op de expositie worden getoond, laten duidelijk de verbondenheid met de Europese schilders zien. De biomorfe vormen in het schilderij The Cow jumps over the Moon (1937/38) doen sterk denken aan Miro terwijl The Acrobat (1942) aan Picasso doet denken en qua stijl al meer richting ‘de latere De Kooning’ (vanaf eind jaren veertig) gaat. In dit werk zijn de sporen van de correcties in het schilderij duidelijk te zien. Vanaf 1949 tot 1954 maakt De Kooning met Jackson Pollock furore als belangrijkste schilders van het Abstract Expressionisme. Tot de Tweede Wereldoorlog kende de Verenigde Staten niet echt eigen kunststromingen. Daar kwam met het Abstract Expressionisme verandering in. Het schilderproces was voor de kunstenaars belangrijker dan het eindresultaat (kwam deels voort uit het zogenaamde ‘ongeleide schilderen’ van het Surrealisme), te vatten onder de kop Action Painting waartoe ook Willem de Kooning wordt gerekend.

Kleine werken, grote gaten

~

Het werk dat De Kooning in de periode 1949-1954 maakt, wordt gedomineerd door heftige penseelstreken. Het thema is meestal de vrouw. De Kunsthal heeft hier een apart deel van de tentoonstelling aan besteed. De werken zijn niet chronologisch opgehangen. Dit lijkt een manier om te verdoezelen dat uit deze hoogtijdagen van de schilder geen belangrijke werken worden getoond. Dat gemis wordt vooral in de catalogus pijnlijk duidelijk, omdat de topwerken Excavation (1950) en Woman One (1950/52) maar liefst drie keer als voorbeeld zijn afgebeeld, maar niet op de tentoonstelling zijn te zien. De werken die wel worden getoond, Woman (Blue Eyes) (1953) en Two Women in the Country (1954) zijn eigenlijk vrij onbeduidende werken. Het concept en de stijl komen overeen, maar de schilderijen zijn veel kleiner dan gebruikelijk is bij De Kooning. Het gaat om werk op huiskamerformaat in plaats van de museale, monumentale schilderijen die De Kooning de bijnaam “King of the Canvas” opleverde.

Rustige kleuren en vloeiende lijnen

Vanaf 1955/56 gaat De Kooning steeds meer sterk geabstraheerde landschappen schilderen. De schildergebaren worden vanaf deze periode steeds groter. De sterke beeldtaal en de kracht waarmee de verf op het doek is gezet wordt getemperd door de zachte kleuren die worden gebruikt. Een mooi voorbeeld is Door to the River (1960). Het knalrode Untitled IV (1980) laat zien dat je echt overdonderd wordt als De Kooning harde kleuren gebruikt, zelfs als het schildergebaar minder krachtig is. Aan het eind van de jaren zeventig en in de jaren tachtig werkt De Kooning in serie en maakt hij gebruik van vloeiende, rustige lijnen. Bij dit soort werk gaat het meer om de vormverwantschap tussen de verschillende schilderijen en minder om de individuele expressie. Werken als Untitled XXXVII (1983) en No Title (1987), die werden gemaakt toen De Kooning aan de Ziekte van Alzheimer leed, worden zo gedomineerd door lijnen dat het bijna gigantisch uitvergrote tekeningen lijken.

De laatste grote tekenaar

~

Tekeningen zijn er op de tentoonstelling weinig te zien, maar die er wel zijn, zijn netjes op periode gehangen waardoor een goed beeld ontstaat van De Koonings ontwikkeling. Door de iets jongere kunstenaar Robert Rauschenberg werd hij ‘de laatste grote tekenaar’ genoemd, wat in de tekeningen goed weerspiegeld wordt. Op een heel effectieve manier zijn op expressieve wijze beelden op papier gezet. Vooral de tekeningen van vrouwen uit het begin van de jaren vijftig zijn zo indrukwekkend dat ze net zo interessant zijn om naar te kijken als de schilderijen uit dezelfde periode die op de tentoonstelling worden getoond.

Rondom De Kooning

Veel ruimte is ingericht voor de navolgers van De Kooning. De werken die worden getoond zijn allemaal van na 1975. Soms gaat het om beroemde kunstenaars als Andy Warhol en Gerhard Richter, maar ook de Nederlander Robert Zandvliet is vertegenwoordigd. Alle werken hebben duidelijk een connectie met De Kooning en laten goed zien dat de kunstenaar nog steeds een belangrijke invloed uitoefent op de recente schilderkunst. Toch bekruipt me het gevoel dat deze toevoeging van navolgers eerder is gedaan om te verdoezelen dat er hiaten in het getoonde overzicht zitten, dan om de invloed van De Kooning te laten zien. Dat wordt duidelijk als op een gegeven moment twee dames die naast me staan bij een schilderij van Sue Williams (1998) zeggen: “Goh, die De Kooning werd toch wel erg minimalistisch op het laatst”.