Kunst / Expo binnenland

Het boek is beter

recensie: Van Kirchner tot Kandinsky: Duits expressionisme uit Nederlandse musea, 1919-1964

Expressionisme is hot. Het afgelopen jaar recenseerden we al een aantal groeps- en solotentoonstellingen van kunstenaars die tot deze kunststroming uit de eerste helft twintigste eeuw worden gerekend. Het expressionisme behoort tegenwoordig tot het vaste tentoonstellingsbeleid van het Groninger Museum, dat nu de tentoonstelling Van Kirchner tot Kandinsky brengt, een overzicht van expressionistisch werk uit de collecties van Nederlandse musea.

Ernst Ludwig Kirchner, Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi), 1910/1926. Olieverf op doek, 120 x 90 cm. Stedelijk Museum Amsterdam

Het expressionisme probeerde de beleefde indruk van de werkelijkheid weer te geven. Dit leidde tot werken met een schetsmatig uiterlijk en vaak felle, niet per sé kloppende kleuren die zorgden voor een dynamisch geheel. Zowel in Frankrijk als in Duitsland was het expressionisme een belangrijke kunststroming. In de tentoonstelling in het Groninger Museum wordt alleen het Duitse expressionisme belicht. De expositie sluit daarmee aan op het in oktober 2004 verschenen boek Duitse kunst in Nederland van Gregor Langfeld (Waanders Uitgevers Zwolle, ISBN 90-400-8998-1), waarover verderop in de recensie meer. Het Duitse expressionisme is globaal in te delen in twee kunstenaarsgroepen; Der Blaue Reiter en Die Brücke. Deze twee groepen vormen tezamen met het werk van ‘onafhankelijke’ kunstenaars de spil van de tentoonstelling.

Die Brücke, Der Blaue Reiter en anderen

Fysiek is binnen de tentoonstelling een scheiding zichtbaar: aan de ene kant van de u-vormige tentoonstellingsruimte is werk te zien van Die Brücke-kunstenaars, aan de andere kant zijn Der Blaue Reiter-kunstenaars vertegenwoordigd. In de tussenliggende zaal hangt werk van kunstenaars die niet aan een groep verbonden zijn. Het meest opmerkelijke aan de tentoonstelling is dat er niet chronologisch wordt gepresenteerd, maar op kunstenaar. Zo kan het zijn dat aan een muur kunstwerken hangen van Brücke-kunstenaar Karl Schmidt-Rottluff uit 1910, 1914 en 1947. Alleen in de twee ‘grafiekzalen’ hangen de werken door elkaar. Aan de belangrijkste exponent van iedere groep, bij Die Brücke is dat Ernst Ludwig Kirchner en bij Der Blaue Reiter Wassily Kandinsky, is een complete zaal gewijd.

Overbekend

Wassily Kandinsky, Groβe Studie, 1914. Olieverf op doek,100,5 x 79 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Doordat het werk in bruikleen is van verschillende Nederlandse musea zullen de topstukken de museumbezoeker erg bekend voorkomen. Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi) van Ernst Ludwig Kirchner (1910/1926) en Große Studie van Wassily Kandinsy (1914) zijn prachtige en krachtige werken, maar inmiddels zo bekend dat je haast blind moet zijn mochten deze werken je in hun normale context zijn ontgaan. De minder bekende schilderijen zijn vaak van wat mindere kwaliteit; de grafiek is interessant, maar niet wereldschokkend. Dat alles zorgt er voor dat de tentoonstelling de echte kunstkenner niet veel nieuws brengt. Bij mij zorgde het ervoor dat ik voornamelijk naar de aankoopdata op de bordjes ging kijken, wat me bij het boek van Gregor Langfeld brengt.

Antipathie en solidariteit

Wat namelijk opvalt aan de tentoonstelling, is dat de Duitse kunst uit het interbellum (1918-1940) in deze periode bijna niet werd aangekocht door Nederlandse musea. Dit is dan ook een belangrijk deel van de onderzoeksvraag van het boek van Gregor Langfeld. Vrijwel alleen het Haags Gemeentemuseum deed voor de oorlog aankopen van Duitse kunstenaars. Dit aankoopbeleid werd vooral ingegeven door de conservator Knuttel. Tussen 1933 en 1945 bevonden de relaties met de Duitse avant-garde zich door het nationaal-socialisme op laag vuur. Pas in de periode na de Tweede Wereldoorlog nam bij andere musea, ondanks de antipathie tegen Duitsland, de interesse voor deze kunst toe. Verklaringen ziet Langfeld in een soort verlate solidariteit en Wiedergutmachung met anti-nazistische kunstenaars en in de tijdsgeest die gericht was tegen orde en discipline en waarin expressief werk daardoor goed paste. Het was in deze periode vooral directeur Sandberg van het Stedelijk Museum in Amsterdam die veel werk aankocht.

Kunstwereld

Duitse kunst in Nederland behandelt niet alleen het aankoopbeleid van de musea, maar de gehele receptie van Duitse kunst tussen 1919 en 1964. Ook andere aspecten, zoals kunstkritiek, tentoonstellingen en contacten tussen kunstenaars onderling komen uitgebreid aan bod. Dit voegt veel toe, want vooral bij kunstenaarsgroepen zoals de Onafhankelijken en De Ploeg was, in tegenstelling tot de musea, veel interesse voor Duitse experimentele kunst. Door deze brede belichting van het onderwerp ontstaat een heel compleet beeld van de verhoudingen tussen de beide buurlanden op het gebied van avant-gardistische kunst. Langfeld beperkt zich namelijk niet tot de expressionisten, maar kijkt ook naar Dada en eerdere en latere Duitse kunst. Het boek is een interessante aanvulling op de recent op gang gekomen stroom van studies naar kunstreceptie in Nederland, zoals de boeken over Sandberg en Groninger Museum-directeur De Gruijter, en daarmee een aanrader voor iedereen die interesse heeft in kunstwereld en museumbeleid. De lezer krijgt een goed inzicht in de aanvankelijke bekrompenheid van de Nederlandse kunstwereld die nu totaal niet meer opvalt als je naar de evenwichtige en kwalitatief hoogwaardige samenstelling van collecties van Duitse kunst in de Nederlandse musea kijkt.