Ontdekkingreizen
.
Tí is een kleine nederzetting in de Asmat, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. In de gelijknamige tentoonstelling zien we portretten en groepsfoto’s van de inwoners: honderdtwintig jagers-verzamelaars die al generaties lang in het isolement van het grotendeels ondoordringbare mangrove-moeras leven. Het resultaat is even fascinerend als vervreemdend doordat het ons confronteert met de specifieke context waarin wij ingebed zijn.
Identiteit als oeridee en archetype
Voordat ze meewerkten aan dit project, wisten veel inwoners van Tí niet hoe ze eruit zagen. De relatie die de geportretteerden hebben met hun uiterlijk is, evenals hun definitie van beeld, volstrekt anders dan onze westerse visie. In Tí is geen televisie of internet. Hierdoor komen de inwoners niet in aanraking met het begrip ‘identiteit’. Hoe anders is onze werkelijkheid, waar identiteit kneedbaar is en waar gesproken wordt in termen als ‘echt zijn’ en ‘lekker jezelf zijn’. Ons zelfbeeld is alles behalve het instinctieve zelf dat de inwoners van Tí ontwikkelen door hun omgang met de natuur, stamleden en inwoners uit dorpen op dagen afstand.
In de tentoonstelling zien we elke inwoner twee keer afgebeeld. Eenmaal door Villevoye en eenmaal door Breukel. Beiden gebruikten hiervoor hetzelfde type camera, maar creëerden heel uiteenlopende beelden. Villevoye maakte zijn foto’s buiten, aan de oevers van de rivier. Het zijn ogenschijnlijk nonchalante beelden met een ongeposeerd karakter. Hierin verschillen ze sterk met het werk van Breukel die de stamleden individueel in een geïmproviseerde studio belichtte en portretteerde. Na afloop kreeg ieder een afdruk van zijn of haar eigen portret mee. Wat zou een dergelijke handeling teweegbrengen in een gemeenschap als Tí? Het fotograferen is voor velen een eerste kennismaking met het begrip zelfbeeld. De uiteindelijke invloed die het verstrekken van hun spiegelbeeld op de geportretteerden heeft is onmogelijk te voorspellen.
Beeldkader versus referentiekader
Foam heeft de beelden van Villevoye laag bij de grond geplaatst en de werken van Breukel met name hoog aan de wand. Het is een eeuwenoud, maar nog even effectief trucje: Villevoye’s geportretteerden bevinden zich nu op ooghoogte. Hun indringende blik lijkt je recht in de ogen aan te kijken. Hoewel de afgebeelde mensen weliswaar iets kleiner zijn dan in werkelijkheid, wordt door deze wijze van presenteren het levensechte gevoel in stand gehouden. Dit maakt het werk persoonlijk, met gevolg dat je je als toeschouwer gaat identificeren met de stamleden.
De mensen op Villevoye’s beelden lijken in eerste instantie iets weg te hebben van een groep toeristen die op de foto gaan. Dit gegeven wordt gevoed door de t-shirts met bekende logo’s en merken die de bewoners van Tí dragen. Wie zich beter in de materie verdiept komt te weten dat deze shirts, van voetbalclub Arsenal tot aan Hello Kitty en Mickey Mouse, verkregen worden door ruilhandel met de Indonesiërs. Al kijkend naar de foto’s begin je jezelf steeds meer een buitenstaander te voelen. De geportretteerden kijken naar de camera, naar Villevoye en dus indirect naar ons. Hun blik laat geen zelfbewustzijn zien, maar is een reactie op het beeld dat zich voordoet in hun gezichtsveld: een type mens dat zij niet kennen. Villevoye representeert daarmee ons allen, de westerse mens. In de ogen van de jagers-verzamelaars lezen wij onze projectie van hoe zij ons zien: als toerist en attractie.
Wanneer je niet opgroeit in een omgeving omringt door spiegels en reflecterende media zoals televisie en internet, wordt de definitie van beeld gekenmerkt door dat wat zich binnen je gezichtsveld afspeelt. Er is dan geen sprake van een meta-kader, iets dat wij wel ervaren elke keer dat we door de lens van een camera kijken. De discrepantie tussen wat een foto in de westerse maatschappij vertegenwoordigt en wat haar betekenis is in de mangrovegebieden van Tí, is wat de fototentoonstelling van Villevoye en Breukel eindeloos interessant maakt.