Horen, zien en ruiken
De Amerikaanse beeldend kunstenaar Alexander Calder (1896-1976) werd vooral bekend door zijn mobiles: aan het plafond hangende, op de luchtstroom deinende sculpturen. Kunsthal Rotterdam toont in de tentoonstelling Calder Now! echter ook enkele stabiles, die op de grond staan. En het kan niet op, want er valt ook werk te zien van tien navolgers.
Het is vooral een tentoonstelling die de verbeelding prikkelt. Je ziet Calder bezig in zijn atelier, met afwisselend kleine bolletjes, bouten, grote platen en verf. Je probeert je in te leven in wat de navolgers er allemaal in zagen. Die navolgers zijn mensen als Žilvinas Kempinas (1969), Carsten Nicolai (1965), Ernesto Neto (1964), Olafur Eliasson (1967) en Rirkrit Tiravanija (1961).
Horen en zien
Soms zágen ze niet alleen wat in het werk van Calder, maar hoorden ze er ook wat in. Vroeger zetten namelijk machientjes een mobile in beweging, maar dat kan vanwege de fragiliteit van de objecten niet meer. Een ventilator staat bijvoorbeeld voor Flaming Tape van de Litouws-Amerikaanse kunstenaar Žilvinas Kempinas. Daardoor vormen stroken magneetband een prachtige 3D-tekening. Er is zelfs een heuse windmachine die je al van ver hoort. Eens in de twintig minuten blaast deze een grote, witte parachute op die daarna in telkens verschillende vormen weer neervalt. Een werk van de Duitse kunstenaar Carsten Nicolai.
Fragiel zijn overigens lang niet alle twintig werken van Calder die in HAL2 worden getoond. In een schitterende, door Mecanoo (het kantoor van Francine Houben c.s.) ontworpen setting. Neem bijvoorbeeld Untitled (Mobile du Garage) die Calder rond 1954 maakte uit geverfde, metalen platen met grote bouten. Groot zijn ze overigens lang niet allemaal. Zo is er een bruikleen uit het Stedelijk Museum in Amsterdam, ook een naamloos werk dat Calder ongeveer twee jaar later maakte en schonk aan het museum. Het staat vanwege de geringe grootte en kwetsbaarheid, net als enkele andere stukken, in een glazen kubus.
Enkele navolgers
Zoals Calders Sphere pierced by cylinders (1939) weer stevige poten heeft, zo teer zijn de ‘zuilen’ van lycra zakken waaruit het werk It happens when the body is anatomy of time (2000) van de Braziliaan Ernesto Neto bestaat. Een werk dat je meteen bij binnenkomst al ziet. En, als je er wat dichterbij komt, ook ruikt, want er is gewerkt met kruidnagel, komijn en saffraan in en onder de zakken op de grond. De ‘zuilen’ staan wat uit het lood, maar dat is ook Calder niet vreemd.
En dan hebben we tot slot nog een juweel. Je moet er even een hoekje voor om, maar dan heb je ook wat: Black and yellow double polyhedron lamp, een lichtbron van de Deens-IJslandse kunstenaar Olafur Eliasson met uitstulpingen als de Venustrechter van Rebecca Horn bij Museum Arnhem. De lichtbron reflecteert op de muur en op de grond. In de verte doet het denken aan Fish (1945) van Calder: een vis in draadwerk die eveneens op de muur reflecteert en een schaduwvis tevoorschijn tovert.
Daarmee is meteen het idee dat Calders werk louter abstract zou zijn de grond ingeboord.
Neem de maquette Tamanoir (ca. 1963), waarin je een spin à la Louise Bourgeois meent te kunnen herkennen. Of Blue Feather (1949) waarin je met enige fantasie duidelijk de vorm van een vogel met een snavel terugvindt. Ook nog eens in de kleuren van Mondriaan, die Calder in 1930 in Parijs ontmoette en die hem duidelijk beïnvloedde.
Die primaire kleuren komen terug in de ballen op het biljart die deel uitmaken van de installatie Unititled 2021 (Le jeu de l’araignée rouge) van de Argentijn Rirkrit Tiravanija. Hier mag je overigens wel mee spelen … Maar misschien heb je al genoeg aan het in werking zetten van je grijze cellen en alle reminiscenties. Aan je verbeelding dus.