Studio in beeld?
Vraag een toevallige voorbijganger te omschrijven waar een kunstenaar werkt en hij zal antwoorden “in een atelier, een rommelige, slecht onderhouden ruimte met daarin schilderijen, tekeningen of andere projecten die nog niet afgerond zijn.” Het atelier kent echter vele vormen en is al decennia lang niet meer de enige plaats waar een kunstenaar werkt. Musea, de openbare ruimte, theater, kantoor en fabriek kunnen net zo goed aangewend worden als werkplek. Kunstenaar Daniel Buren zei het in 1971 al: “mijn atelier is waar ik mij bevind.” De vraag hoe kunstenaars zich verhouden tot hun eigen werkomgeving is dan ook al in diverse kunsthistorische verhandelingen aan de orde gekomen. Het Stedelijk Museum in Amsterdam wijdt er nu een tentoonstelling aan onder de titel Mapping the Studio.
Centraal in deze tentoonstelling staan kunstenaars uit de periode 1965-1975. In dit decennium veranderde de manier waarop tegen het atelier aangekeken werd drastisch. Bruce Nauman, Jan Dibbets, Gordon Matta-Clark, Daniel Buren, Andy Warhol, Robert Smithson en Martha Rosler hebben hierbij een grote rol gespeeld. In de expositie is aan de hand van video’s en foto’s te zien hoe elk van deze kunstenaars op hun eigen manier de blik op het atelier verruimden. Naast deze kerngroep wordt ook werk getoond van kunstenaars, die de afgelopen vijftien jaar blijk hebben gegeven van een eigen benadering van de werkomgeving. Onder anderen Gregor Schneider en Atelier van Lieshout worden opgevoerd als voorbeelden. Direct bij binnenkomst wordt al duidelijk dat deze tentoonstelling geen visueel spektakel is, waar je puur en alleen op je zicht kunt vertrouwen. Wil je het verhaal dat in deze tentoonstelling verteld wordt kunnen volgen, is het belangrijk goed te luisteren en te lezen, waar dat gevraagd wordt.
Om kritiek op de de gekozen benadering te omzeilen stelt het Stedelijk in al haar pers-teksten dat de tentoonstelling “een parcours wil uitzetten dat door de verschillende kunstenaargeneraties heenloopt en de bezoeker langs een aantal significante thema’s van de hedendaagse kunstpraktijk voert, namelijk de relatie tot de architectonische ruimte, de rol van het individu en het collectief en tenslotte de politieke en maatschappelijke betekenis van arbeid.” Ook wordt benadrukt dat de tentoonstelling “allerminst een encyclopedisch overzicht wil geven.”
Bruce Nauman, Mapping the Studio I – All Action Edit (Fat Chance John Cage), 2002, installatie van 7 projecties. (foto: Gert Jan van Rooij) |
De relatie tot de architectonische ruimte
De belangrijkste kunstenaar binnen de eerste hoofdlijn van de tentoonstelling is Bruce Nauman. In zijn studiofilms uit 1967 en 1968 maakt hij korte metten met het aura van heiligdom dat het atelier tot dan toe heeft. We zien een alledaags ingerichte ruimte, waarin hij rondloopt, viool speelt en een balletje opgooit. Nauman ziet het atelier niet als ruimte waarin een kunstwerk wordt vervaardigd. Voor hem is zijn lichaam het materiaal. Alles wat hij doet, is dus kunst. In 2002 maakte hij het werk Mapping the Studio (niet toevallig ook de titel van de tentoonstelling), waarin hij ons tot vermoeienis toe nachtelijke opnames van zijn atelier laat zien met als hoogtepunt een achtervolging van kat en muis. In een toelichting op dit werk stelt hij dat hij gefrustreerd raakte door zijn gebrek aan nieuwe ideeën en daarom begon te werken met wat hem ter beschikking stond; zijn atelier. Zijn films uit ’67 en ’68 zijn baanbrekend, Mapping the Studio is slechts een slap aftreksel hiervan.
Gordon Matta-Clark werkte in de vroege jaren zeventig in verlaten panden in de vervallen buurten van New York, zoals de Bronx. Vlak voor de gebouwen neergehaald werden, trok hij erin om de wanden, vloeren en plafonds te gebruiken als materiaal voor zijn sculpturen. Hij zaagde rechthoekige delen uit vloeren en exposeerde deze rechtopstaand in de galerie 112 Greene Street. In de tentoonstelling is één zo’n object terug te vinden, maar de nadruk ligt op de indrukwekkende foto’s en filmopnames van zijn acties. Zo zijn er ook opnames van zijn werk in het Office Baroque in Antwerpen te zien. Kijkend naar de films van Matta-Clark, krijg je behoefte aan meer informatie over zijn intrigerende werk(wijze). De tentoonstelling wekt allerhande vragen op, maar geeft je vervolgens niet de handvatten om deze te beantwoorden. Echt geïnteresseerden kunnen natuurlijk zelf de bibliotheek bezoeken.
Gregor Schneider, Atelier uit de installatie totes Hause u r, 2001 (foto: Gert Jan van Rooij) |
De Duitse kunstenaar Gregor Schneider toont een reconstructie van zijn atelier en transformeert het zo in een kunstwerk. Dit atelier is afkomstig uit zijn ouderlijk huis, dat hij tot het werk Haus u r heeft omgebouwd. Een volledige reconstructie van dit huis was al eens op de Biënnale van Venetië te zien. Wanneer je het witte vertrek van het atelier binnenkomt, vallen de waslijn en de ramen zonder uitzicht direct in het oog. Daarnaast is in de ruimte ook een matras van was te zien, waarop een rechtopstaande plank is gezet. Het atelier is immers een werkplaats, niet een ruimte om te luieren. De manier waarop het atelier door Schneider is opgebouwd en de manier waarop het hier in de tentoonstelling wordt gepresenteerd, doet je nadenken over de mogelijkheden van het atelier.
De rol van het individu en het collectief
Het bekendste voorbeeld van een kunstenaarswerkplaats, waar gewoond en gewerkt werd is natuurlijk Andy Warhols Factory. Door de foto’s van Billy Name werd elke beweging die de bewoners van de Factory maakten tot kunst verheven. Bekende namen, als Nico van The Velvet Underground en Dennis Hopper waren veel in de Factory te vinden en zijn dus ook te zien op veel foto’s en films die daar gemaakt zijn. De tentoonstelling maakt hier, net als bij Matta Clark, grotendeels gebruik van documentatiemateriaal van de Factory. Sommige voorbeelden die in de expositie gegeven worden, zouden dan ook beter tot zijn recht komen in een boek, dan in een presentatie als deze.
Warhols Factory was niet de enige plek waar zo intensief met elkaar samengeleefd en gewerkt werd. De Wiener Aktionist Otto Mühl startte in de zeventiger jaren Friedrichshof; een leefgemeenschap in de buurt van Berlijn, die alle banden met de burgermaatschappij opzegde. Aan dit sociale experiment namen een paar honderd mannen, vrouwen en kinderen deel. Wat begon als een idealistische groep gericht op vrijheid, resulteert in een gemeenschap waar seksuele excessen onder dwang de boventoon voeren. Op de tentoonstelling is een indrukwekkende documentaire over de rise and fall van dit collectief te zien.
De politieke en maatschappelijke betekenis van arbeid
Robert Smithson verliet eind jaren ’60, begin jaren ’70 het atelier voor zijn grootschalige Land Art projecten. Hij huurde voor zijn bekendste werk Spiral Jetty een team van aannemers en constructiemedewerkers in. Richard Serra maakte rond dezelfde tijd een serie video’s onder de titel Hands Scraping. Hierin zien we twee handen, die telkens dezelfde eenvoudige handeling herhalen, die lijken op die van een werknemer aan de lopende band.
Atelier van Lieshout, (detail) Slave University (Female), 2006, hout, polyester, textiel. (foto: Gert Jan van Rooij) |
Ook Atelier van Lieshout zoekt de grenzen van het atelier op. Ze richt zich sinds een jaar of tien op arbeid en technologie in een mondiale, kapitalistische context. Op de tentoonstelling wordt middels een maquette en enkele schetsen het meest recente project Slave City onder de aandacht gebracht. Hiervoor ontwierp Atelier van Lieshout onder andere het Call Centre: een reusachtig werkkamp dat plaats biedt aan tweehonderdduizend werknemers, die zeven dagen in de week, acht uur per dag ICT- en helpdeskfuncties verrichten. Hier wordt gestreefd naar maximale winst door disciplinering, controle en efficiëntie. Op deze manier worden extreme uitspattingen in de hand gehouden; alle handelingen van de bewoners annex werknemers worden gereguleerd. Daarnaast worden milieubewust ondernemen en de nieuwste managementinzichten met elkaar gecombineerd, waardoor economisch gewin verzekerd is.
Liever in een publicatie
De tentoonstelling Mapping the Studio geeft diegenen die de interesse en de energie hebben goed te kijken en te lezen een gevarieerd beeld van de relatie van de kunstenaar tot zijn werkomgeving. Er komen veel interessante kunstenaars aan bod, wiens werk en ideeën stof tot nadenken geven. Toch vind ik het hier aangesneden onderwerp in eerste instantie beter geschikt voor een boek. Hierin zou plek voor bezinning op het onderwerp kunnen zijn en wellicht was hier ook ruimte geweest om ook nog kort enkele kanten van het atelier te belichten, waar men in de tentoonstelling geen ruimte meer voor had, zoals bijvoorbeeld het atelier als laboratorium en het atelier als digitale snelweg. Het is dan ook jammer dat de tentoonstelling niet wordt vergezeld door een publicatie.