Over hakken en spaanders
De nieuwe, vuistdikke roman Schorshuiden van Annie Proulx heeft alles met bomen van doen. Niet alleen door het enorme aantal pagina’s, maar ook omdat de inhoud voornamelijk over bomen gaat. Omgehakte bomen als leidend thema, vanaf de 17e eeuw tot nu, in een fascinerende kroniek.
Proulx legt haar vinger opnieuw op een zere plek wat betreft onze omgang met Moeder Aarde. De veronachtzaming van het milieu is hoofd- of bijzaak in al haar romans en de hedendaagse klimaatverandering blijkt een oorsprong te hebben in de geschiedenis van het Noord-Amerikaanse boslandschap. Dat gegeven wordt door de schrijfster aangepakt door in Schorshuiden twee Franse gelukzoekers in 1693 naar Nieuw Frankrijk te laten emigreren. In dat gebied – het tegenwoordige Canada – worden ze als lijfeigenen ingezet om in dienst van een grondbezitter het grenzeloze woud te temmen. Met de bijl in de aanslag moet de naar hout snakkende rest van de wereld gevoed worden.
Door God gegeven land
De twee houthakkers staan beiden aan de basis van een stamboom die eeuwen beslaat en door Annie Proulx afwisselend en enerverend wordt beschreven. René Sel trouwt met een indiaanse Mi’kmaq-vrouw, zijn nageslacht kenmerkt zich door noeste arbeid en de strijd om het voortbestaan van de oorspronkelijke bevolking van Nieuw Frankrijk. Zijn tegenpool Charles Duquet ontpopt zich als nietsontziende ondernemer in de houtproductie. Met een handelsgeest die hem van de Canadese bossen, via een Nederlandse verbintenis, zelfs naar China en Nieuw Zeeland voert. Het levenspad van deze zielen is het startpunt van een langlopende familiekroniek.
Proulx houdt van de natuur, veel meer dan van mensen, en probeert aan de hand daarvan de menselijke invloed in perspectief te zetten. Met de kennis van nu is met het kappen van de Noord-Amerikaanse bossen een catastrofale ontwikkeling in gang gezet, maar in de 17e eeuw zag men dat anders: er was nieuw land, met oneindige wouden en hout was ’s werelds grondstof nummer één. De omvang en ambitie waarmee de exploitatie plaatsvond is ongekend, niet in de laatste plaats omdat de Europese kolonisten het als een bijbelse taak zagen het onherbergzame land te cultiveren. Door God gegeven land dient agrarisch bewerkt te worden – tot nut van de mensheid – dus weg met die bomen. De inheemse bevolking werd verjaagd, uitgeroeid of onder invloed van alcohol als goedkope arbeidskracht ingezet.
‘Het grootste pijnpunt is dat ze weigeren in te zien dat het land toebehoort aan de man die het bewerkt. Het enige wat ze doen is jagen, een bezigheid voor leeglopers.’
Doodgaan is geen drama
‘Ik ben meer een lezer dan een schrijver’, zegt Annie Proulx in een VPRO-interview met wijlen Wim Brands. Waarmee ze wil zeggen dat de jarenlange research, het vlooien in de meest uiteenlopende bibliotheken, voor haar de grootste uitdaging vormt en het uiteindelijke boek het sluitstuk is. Schorshuiden staat boordevol gedetailleerde kennis die op de voor Proulx-fans bekende wijze prachtig wordt vermengd met de menselijke factor in het grote geheel. Een ruime vogelvlucht, waarin vele decennia over een handvol bladzijden zijn uitgestrooid, wordt afgewisseld met de simpele uiteenzetting hoe een stoomlier door onoplettendheid een houthakkersvoet van een onderbeen scheidt.
Dat doodgaan in deze roman geen drama is, is vanaf het begin duidelijk: hoofdpersoon René Sel wordt in het eerste deel al gescalpeerd en wordt zo de ongelukkige wegbereider voor zijn uitwaaierende nageslacht. De eeuwen die Schorshuiden bestrijkt hebben ervoor gezorgd dat Proulx, ondanks de achthonderd pagina’s, een flink tempo moest aanhouden in het opvoeren en laten wegvallen van haar personages. Dat maakt de lezer na driekwart van het boek enigszins blasé, maar doet niets af aan de indringende leeservaring die deze bijzondere roman teweegbrengt.