Chet Baker in de woestijn
Eran Kolirins The Band’s Visit (2007) is een subtiel en tragikomisch portret van mensen die op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen lijken te hebben, maar gaandeweg merken dat ze een gemeenschappelijke melancholie delen. In de film stranden de leden van een Egyptische politiefanfare in een Israëlisch dorpje in het midden van nergens. De conflicten die je zou verwachten bij de botsing van deze culturen spelen een ondergeschikte rol. Een humanistisch portret van alledaagse mensen en hun bescheiden dromen.
De groep is een zwijgzame verzameling van mensen die op verschillende manieren vast lijken te zitten. Als kijker kom je langzaam en subtiel details te weten van de levens van de personages. De nieuwsgierige Dina is al snel gefascineerd door de stille Tawfiq, en tijdens een nachtelijke tocht die ze met hem maakt door de stad probeert ze hem te doorgronden. De jonge rebel gaat de stad in met een verlegen jongen en belandt uiteindelijk in een rolschaatsdisco. Daar geeft hij zijn schuchtere gids tips over hoe je met vrouwen om moet gaan.
Melancholieke menselijkheid
In vergelijking met de groep muzikanten lijken de bewoners van het dorp ook vast te zitten op een plek die weinig te bieden heeft. Kolirin geeft weinig achtergrondinformatie, maar weet elke personage geloofwaardig neer te zetten zonder te vervallen in stereotypering. Dina is spaarzaam met details over haar leven voordat ze in het vergeten dorp terecht kwam. Tawfiq stelt zich uiteindelijk ook open voor Dina’s nieuwsgierigheid door te vertellen over zijn kwetsbare zoon. Kolirin weet van een verhaal dat makkelijk zou kunnen stranden in een grootse verzoening tussen twee tegenpolen een subtiele komedie te maken die wordt gedragen door de gedeelde melancholie van alle personages. De film zorgt ook niet onmiddellijk voor verbroedering. Iedereen is aftastend, maar dit is meer een menselijke impuls. Politieke en religieuze kwesties worden, afgezien van een scène waarin de band in een café foto’s ziet van het Israëlische leger, vermeden. Kolirin bouwt de banden langzaam en voorzichtig op zonder ze groter te maken dan ze zijn. Muziek is ook een gemeenschappelijke liefde van de meeste personages, maar Kolirin weet hier ook de sentimentele valkuilen die een opzwellende soundtrack kan bieden perfect te omzeilen. De fanfare speelt opmerkelijk genoeg geen muziek als ze in het dorp gestrand zijn. Op verrassende en komische wijze weet de regisseur muziek te integreren. Zoals de jongen die Chet Bakers versie van ‘My funny valentine‘ op verschillende momenten zingt, of een scène waarin aan tafel Louis Armstrongs ‘Summertime’ wordt gezongen. Tawfiq opent zichzelf aan Dina door te vertellen dat muziek als de ziel is van de mens. En Dina legt uit dat zij, net als zoveel Israeliers, naar Egyptische films keek in haar jeugd en dat ze luisterde naar de muziek van de legendarische Egyptische zangeres Oum Kathoum.De bescheiden momenten van toenadering en herkenning zijn misschien niet genoeg om conflicten te doen vergeten, maar ze helpen in het humaniseren van de ander. De bescheiden moraal van Kolirins film is daardoor subtiel en niet opdringerig. Het toont hoe omstandigheden mensen toevallig bij elkaar kunnen brengen en je aan het denken kunnen zetten over jezelf.