Videotapes op een schijfje
.
Central Do Brasil
(Walter Salles, 1998 • RCV)
De voormalige lerares Rosa is in Rio de Janeiro een van de weinige mensen die kan schrijven en verdient haar geld dan ook met het schrijven van brieven voor anderen. De brieven doet ze in de meeste gevallen echter niet eens op de post om zo nog wat extra’s te verdienen aan de uitgespaarde postzegel. Als de moeder van een van haar klanten een ongeluk krijgt en overlijdt, ontfermt ze zich tijdelijk over de alleen achtergebleven jongen. Niet lang daarna besluit ze hem echter te verkopen. Als haar geweten dan toch begint te knagen pikt ze hem weer op en gaat met hem op zoek naar zijn vader. Dit levert een soms hilarische, soms aangrijpende tocht op waarbij deze twee door God en mens verlaten mensen, die elkaar soms bijna naar het leven staan, steeds nader tot elkaar komen. Regisseur Walter Salles geeft met deze meermaals bekroonde film een mooi en ingetogen portret van twee uitgestoten mensen die naar een normaal leven hunkeren. (MB)
Ripley’s Game
(Liliana Cavani, 2002 • RCV)
In Ripley’s Game is Tom Ripley (John Malkovich) een ijzig kalme maar bij tijd en wijle monsterlijke figuur, die zijn geld verdient met zwendel. Geen onbekend gegeven voor de liefhebbers van de boeken van Patricia Highsmith, waarop intussen al heel wat Ripley-films gebaseerd zijn (onder andere The Talented Mr. Ripley van Anthony Minghella en The American Friend van Wim Wenders). Dan klopt een kennis bij Tom Ripley aan en vraagt hem een concurrent uit de weg te ruimen. Ripley verwijst de kennis door naar de onschuldige buurman, een lijstenmaker. Deze weigert in eerste instantie, tot hem een aanbod wordt gedaan dat de vriendelijke huisvader onmogelijk kan afslaan. Verrassender dan Ennio Morricones routineuze muzaksoundtrack is het ritme van de film. De ontwikkelingen ontvouwen zich hortend en stotend, terwijl de scènes daarentegen wat traag in beeld zijn gebracht. Discussies over wat Ripley vanavond zal eten krijgen de tijd, maar sleutelinformatie wordt slechts af en toe aangestipt. Bovendien wordt veel tijd ingeruimd voor personages en ontwikkelingen die er niet toe doen. Dit alles leidt ertoe dat de film op een prettige manier iets nerveus krijgt. Je wordt bang wat te missen. Echter, het enige dat van constante kwaliteit genoemd kan worden is het camerawerk van Alfio Contini. Die is de hele film lang briljant. Dat maakt van Ripley’s Game een spannend maar onevenwichtig geheel. (PB)
Black Mask
(Daniel Lee, 1996 • Indies)
Een typisch voorbeeld van de genrecinema uit Hong Kong die Hollywood en in mindere mate Europa zo beïnvloed heeft: Black Mask, met inmiddels superster Jet Li en geproduceerd door de gerenommeerde Hark Tsui (Swordsman, A Chinese Ghost Story, The Blade…). Alle ingrediënten van een puike pulpfilm zijn aanwezig: een stupide verhaal (van zenuwen ontdane vechtmachine bindt de strijd aan met zijn makers), lak aan logica en esthetica, maar in plaats daarvan een portie wervelende vecht- en actiescènes. En die zijn, met name in de uitgebreide slotstrijd, zelfs voor de begrippen van het land waar zulk onzinnig vertier is uitgevonden, voortreffelijk. Acrobatisch geweld vastgelegd met ongewone camerastandpunten en –bewegingen en bizarre montage: Black Mask is rommel van de bovenste plank, genieten voor de liefhebber dus. Na een aantal goedkopere edities wordt de film nu voor het eerst in breedbeeld uitgebracht. Nu alleen nog in orginele taal, want die Engelse nasynchronisatie blijft lachwekkend. (PC)
Extraño
(Santiago Loza, 2003 • Filmfreaks)
Alex is een alleenstaande man van middelbare leeftijd die om een niet nader verklaarde reden zijn beroep als arts niet meer uitvoert. Hij woont bij zijn gescheiden zus en haar twee zoontjes. De introverte Alex zit duidelijk niet lekker in zijn vel, het lijkt wel alsof hij het leven zoveel mogelijk links laat liggen in de hoop dat de distantie wederzijds wordt. Dit verandert wanneer hij op een dag de eveneens alleenstaande en zwangere Erika ontmoet. In zijn speelfilmdebut schetst regisseur Santiago Loza een prachtig verhaal waarin weinig gesproken wordt maar de stiltes veelzeggend zijn. Het acteren, de soundtrack, de cameravoering: alles straalt rust en ingetogenheid uit, maar in alles is de onderhuidse spanning duidelijk voelbaar. Een breekbare film die past in de rijke traditie van de Zuid-Amerikaanse kwaliteitscinema. (HdV)
Luther
(Eric Till, 2003 • RCV)
De Reformatie uit de 16e eeuw is een van de meest invloedrijke gebeurtenissen uit de West-Europese geschiedenis. Het was niet alleen een religieuze strijd waarbij de protestanten zich afsplitsen van de Rooms-katholieken, maar het zette ook een brede maatschappelijke revolutie in gang. Over een van de voormannen van deze Reformatie, de Duitse geleerde Maarten Luther, is nu een film verschenen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten staat de film niet bol van de clichés en wordt de historische werkelijkheid slechts hier en daar geweld aan gedaan. Er wordt bijvoorbeeld wel erg veel nadruk gelegd op Luthers strijd tegen de aflaathandel, terwijl dit slechts een van zijn beroemde vijfennegentig stellingen betrof. De film weet te boeien door het overwegende goede acteerwerk en doordat er genoeg aandacht is besteed aan de andere factoren die de Reformatie tot een succes maakten, zoals bijvoorbeeld de bescherming die Luther genoot van Prins Frederik de Wijze en de aandacht die hij had voor maatschappelijke mistanden. (MB)
Les invasions barbares
(Denys Arcand, 2003 • Paradiso)
Deze Canadese film van de regisseur Denys Arcand is uitgebreid de hemel in geprezen, de film won een Oscar en werd in Cannes genomineerd voor een Gouden Palm. De film wekt daarmee verwachtingen die hij naar mijn idee niet helemaal waar kan maken, waardoor het kijken ervan op een teleurstelling dreigt uit te lopen. Voor wie geen hemelverheffend meesterwerk verwacht, zal deze film desondanks zeker de moeite waard zijn. Centraal staat de vrijgevochten professor Remy die altijd groots en meeslepend heeft willen leven, hij was gek op vrouwen en heeft alle mogelijke idealen aangehangen. Zijn zoon Sébastien werkt bij een internationaal bedrijf en is een kapitalistische miljonair zonder idealen die nog nooit een boek heeft gelezen. In de ogen van zijn vader is hij een barbaar zonder enig cultureel besef. Als Remy echter kanker blijkt te hebben, is het Sébastien die ervoor zorgt dat zijn vader waardig en in alle rust kan sterven, gesteund door zijn oude maatjes uit zijn jonge jaren. Het levert een bij vlagen cynische film op die tegelijkertijd echter ook uitermate humanistisch is. (MB)
Alegria
(Franco Dragone, 1998 • RCV)
Het 11-jarige zwerfweesje Momo en zijn beschermengel Frac, een mimespeler die gedesillusioneerd is in het spel en en het leven, willen ontsnappen aan het duistere leven in de grote stad. Wanneer Fran Giulietta, een zangeres in een rondtrekkend circus, ziet, wordt hij smoorverliefd en samen met zijn kleine compagnon probeert hij het hart van zijn schone muze te veroveren en uit de handen te blijven van de schurk Marcello. Deze film met, door, over en geïnspireerd door het Cirque du Soleil is een duister liefdessprookje vol goochelarij, grotesk drama, acrobatiek, dans en muziek. Alegria heeft de gemiddelde filmfan weinig te bieden, maar mensen die op zoek zijn naar een magische mix tussen Disney-films, Moulin Rouge en uiteraard Cirque du Soleil kunnen Alegria waarschijnlijk wel waarderen. De featurette en de trailer zijn de enige, zoals zo vaak ondermaatse, extra’s. (HdV)