Nieuwe dvd’s
.
Bullet Boy
(Saul Dibb, 2004 • Indies)
Het voelt enigszins als een verademing: een film over een Londense achterstandswijk, maar dan zonder hippe Cockney-sprekende dieven of blanke arbeidersgezinnen. In Bullet Boy wordt de suburb Hackney bevolkt door immigrantenfamilies zonder geld, werk of toekomst.
De achttienjarige Ricky is net vrijgelaten uit de jeugdgevangenis en moet zijn uiterste best doen om niet meteen weer terug te keren. Het straatleven dwingt Ricky in een maalstroom van familieproblemen, vriendendiensten en wraakacties. De problematiek van de ghetto’s is dan misschien een uitgekauwd onderwerp, in Bullet Boy wordt deze op een eerlijke en vooral realistische manier in beeld gebracht. Debuterend filmregisseur Saul Dibb heeft een naam opgebouwd met het maken van documentaires. Resultaat, mede dankzij co-scenarist en ex-Hackneybewoonster Catherine Johnson: een natuurgetrouwe weergave van the hood, echte Hackneys als figuranten en echte huizen als filmset. En natuurlijk helpt het dat hoofdrolspeler Ashley Walters in het echte leven zelf ook een tijdje achter de tralies heeft gezeten. Hij lijkt zich gemakkelijk te kunnen identificeren met zijn rol en speelt met overtuiging, maar redt de film daarmee niet. Misschien komt het door de bekendheid van cast en crew met de ellende van wijken als Hackney, want vanaf het begin is het al vrij snel duidelijk hoe het met Ricky af zal lopen. Goed gemaakt, maar Bullet Boy verrast nauwelijks. (Rutger van der Meij)I’ll Sleep When I’m Dead
(Mike Hodges, 2002 • Dutch Filmworks)
Mike Hodges was in 1971 verantwoordelijk voor de kille Britse misdaadfilm Get Carter, die de nieuwste filmgeneratie waarschijnlijk alleen kent van de idiote Stallone-remake uit 2002.
Hodges oogstte een kwart eeuw later pas weer succes met Croupier, een intrigerende misdaadfilm die in Nederland gek genoeg nooit uitgebracht werd. Daarna koos hij ervoor voort te borduren op zijn oude klassieker: ook I’ll Sleep When I’m Dead is een sobere en volstrekt humorloze film over een wraakactie. Deze keer gaat het rudimentaire verhaal over een in afzondering levende ex-gangster (Clive Owen), die het wereldje weer opzoekt als zijn broer verkracht wordt door een boef (een hele enge Malcolm McDowell) en zelfmoord pleegt. Zwijgzaam en vastberaden gaat hij op zijn doelwit af. I’ll Sleep When I’m Dead is een wrede, nare vertelling die een aantal zwakheden kent: de elliptische vertelstijl aan het begin is nodeloos verwarrend, en de dialogen zijn in sommige scènes bar slecht geschreven. Maar Clive Owen (Croupier, King Arthur, Inside Man) zet een onvergetelijke rol neer als de einzelgänger; hij draagt met gemak een akelige film waar niemand plezier aan zal beleven, maar die wel een doeltreffend portret van een ijskoude wreker geeft. (Paul Caspers)The Machinist (Special Edition)
(Brad Anderson, 2005 • Paradiso)
Deze luxe uitgave van The Machinist biedt zo’n beetje het basale materiaal dat je er van mag verwachten, behalve een bijdrage van de grootste attractie van de film: de huiveringwekkend uitgemergelde Christian Bale die – zoals altijd – zijn snor drukt voor commentaar.
Dus we moeten het doen met enerzijds een intelligent, helder, informatief en vermakelijk audiocommentaar van de regisseur, anderzijds met nauwelijks interessante weggesneden scènes, een matig kijkje achter de schermen en de meest stupide extra optie die voor het medium uitgevonden is: de B-roll. Bale schittert in afwezigheid, maar zijn rol spreekt zozeer voor zich dat de film zich prima herhaaldelijk laat bekijken. Al het extra materiaal werd overigens in buitenlandse edities gewoon aan de ‘normale’ schijf toegevoegd, maar Paradiso koos voor de centjes en brengt voor iets minder geld dan deze prijzige dubbelaar ook een kale editie uit. De film zelf tref je gelukkig in kraakheldere beeld- en geluidskwaliteit aan. (Paul Caspers)Lees ook de bioscooprecensie van The Machinist.