Edele eenvoud en stille grootsheid
In het NTR ZaterdagMatinee op 27 april jl. staat werk van twee operacomponisten centraal: de wereldpremière van Viaggio italiano (Italiaanse reis) van de Nederlandse componist Willem Jeths en de Petite messe solennelle van de Italiaan Giacchino Rossini. Zoek de verschillen én de overeenkomsten, oftewel: de gemene deler.
De titel van het programmaboekje geeft dat laatste al weg: Jeths, Italië, Rossini en de dood. De dood dus.
Willem Jeths (geb. 1959) is van 2014-2016 de eerste Componist des Vaderlands. Hij heeft onder meer drie opera’s op zijn naam staan. En hij heeft een tweede huis in Italië, het land waaraan hij zijn hart heeft verpand. Viaggio italiano is geschreven voor gemengd koor (het Groot Omroepkoor), hobo (Hans Wolters) en piano (Thomas Beijer). De première staat onder leiding van Benjamin Goodson, de chef-dirigent van het onvolprezen Groot Omroepkoor.
Willem Jeths, Italië en de dood
De dood vormt de spil van deze en veel andere composities van Jeths, zoals bijvoorbeeld het indrukwekkende orkeststuk Flux/Reflux (Eb/Vloed) dat hij schrijft na het overlijden van zowel zijn moeder als een van zijn oud-compositiedocenten, Tristan Keuris.
De tekst van deze spil uit Viaggio italiano is Tibi soli (Jij alleen) en bestaat uit twee delen. Ten eerste een anonieme notitie van een reisgenoot van de Nederlandse patriciërszoon Willem Carel Dierkens die – zoals in de achttiende eeuw wel gebruikelijk is in de betere kringen – een Bildungsreise naar Italië maakt. En ten tweede de tekst op zijn grafsteen (1778).
Een andere tekst, van Joseph Addison, gaat bijvoorbeeld over de ‘meest nobele architectuur en beeldhouwwerken, zowel oud als modern’. Opvallend is dat de componist hier kiest voor een mooie periodebouw (evenwichtige muzikale zinnen van ongeveer dezelfde lengte) in de hobosoli, als is het een eerbetoon aan de Italiaanse architect Palladio, aan edele eenvoud en stille grootsheid.
Zoals Jeths in een ander deel een hommage aan Vivaldi brengt. Door middel van een citaat uit Vivaldi’s Gloria, een hobosolo namelijk die even doet denken aan Anachronie II van Louis Andriessen. Andriessen schrijft daarin een heel hoboconcertje in die typerende barokstijl. Daar houdt de vergelijking overigens op, want Jeths is geen modernist en de tinten van het stuk zijn teer, als van een Italiaanse fresco of een schilderij van Rafaël.
Een mooi voorbeeld is de prachtige echo die de althobo en piano spelen nadat het koor heeft gezongen over het ‘telkens weergezien in Prato’ (Toscane), waardoor het weerzien een diepere laag krijgt. Zo’n echo heeft de uitwerking van een sluier die even wordt opgelicht. Een sluier die de dood ook niet afschrikwekkend doet overkomen, maar eerder omfloerst, als een voile.
Een diepere laag wordt verder niet aangeboord in de tekst, samengesteld door Kees Vlaardingerbroek, voormalig artistiek leider van het Matinee. Dat is misschien toch wel een beetje jammer. Ook het programmaboekje heeft het alleen over de Grand Tour, de Italiëreis in de zin van ‘een kruising tussen kunstreis en vakantie’, terwijl het voor iemand als Goethe méér is: een existentiële ervaring of crisis waarin hij zichzelf opnieuw wil uitvinden; ‘Et arcadia ego’ (Heimwee naar verloren geluk) was immers zijn motto.
Giacchino Rossini, Italë en de dood
Hoe anders is het palet van de bekende Petite messe solennelle van Rossini. Hier bestaat het namelijk voornamelijk uit felle kleuren, waarop zuidelijk zonlicht valt. Dan valt een pianissimo (zacht) gezongen woord des te meer op, zoals ‘miserere nobis’ (ontferm U over ons): miserere wordt krachtig gezongen en ‘nobis’ opeens zacht. Hier zijn de twee vrouwelijke solisten aan het werk: Rosa Feola (sopraan) en Rachael Wilson (mezzosopraan), waarvan de laatstgenoemde in het Agnus Dei wat gemaniëreerd overkomt. Iets soortgelijks gebeurt in het Credo, wanneer ingetogen wordt gezongen over het lijden van Jezus onder Pontius Pilatus, gevolgd door een kooruitbarsting wanneer het aansluitend over de opstanding gaat.
Ook bijzonder fraai is – nu we het toch over kleuren hebben – de kleuring van de instrumenten in het naspel na het Credo. Opvallend genoeg wordt er gekozen voor twee historische piano’s, een van Erard (1863) en een van Pleyel (1874), die samen met een harmonium de begeleiding verzorgen. Respectievelijk bespeeld door Thomas Beijer, Nicolas van Poucke en Dirk Luijmes. Beijer krijgt het voor elkaar om de lange pianosolo na het Credo, voorafgaand aan het Sanctus, onder zijn handen te laten zingen. Een Sanctus waarin tenor Josh Lovell, die op dreef lijkt te moeten komen, grip op de zaak krijgt. Een trio Feola-Wilson-Lovell dat wordt aangevuld door de mooie stem van de bas Emanuele Cordaro.
Al met al een prachtige Matinee, zowel wat de programmering als de uitvoering van beide composities, de première van Jeths en de verre van ‘petite messe’ van Rossini betreft. De laatste in de serie GOK & Friends van dit seizoen. Volgend seizoen staan ons meer mooie Matinees te wachten!