De kaarten geschud
Met haar enorme oeuvre is het eigenlijk vreemd dat Mensje van Keulen zo onopvallend door het literaire landschap wandelt. Goed, ze is niet van de monumentale, borstklopperige pageturners, maar Schoppenvrouw laat mooi zien hoe gekoesterd talent wordt omgezet in wonderschone woorden.
Al op de tweede pagina passeert het belangijkste feit van deze roman: op televisie herkent hoofdpersoon Paula haar dochter Emma als de gezochte verdachte van een fatale overval. Veel lezers zullen op dit moment terugdenken aan Herman Kochs Het diner waarin eveneens een confrontatie van ouders met hun criminele kind op het menu staat. Maar daar waar Koch de worsteling van zijn personages in een opstuwend verhaal tot ontknoping brengt, duikt Van Keulen in het hoofd van moeder Paula en gaat het grootste gedeelte van Schoppenvrouw over haar verleden en niet over de misdaad van haar puberdochter.
Reuzenlarf
Op diezelfde pagina denkt Paula terug aan de woorden van een mystieke kaartlegger die haar ooit de indringende boodschap verkondigde: ‘Neem geen kinderen, ze zullen je meer verdriet dan vreugde brengen’. In de ontgoocheling van het moment worden we meegenomen in het leven van Paula. Ze vertelt over haar wat formele relatie met haar man Oscar, een succesvolle en onberispelijke notaris met een niet geheel zuivere praktijk. Hoe ze door hem uit de betrekkelijke armoede van het leven met haar moeder is getrokken en in een luxeleventje in Amsterdam-Zuid terecht is gekomen. Ze vult haar dagen sindsdien met het moeizaam overeind houden van een kunstgalerie.
Op een ongekende wijze weet Van Keulen haar personages invoelbaar te maken. Met een paar pennenstreken schetst ze een heden en een verleden, waardoor de lezer direct deelgenoot van deze tragische geschiedenis wordt. De verhouding met haar echtgenoot wordt door Paula in een enkele zin verbeeld: ‘Zijn arm rust als een reuzenlarf op zijn zij, met aan het eind een kop waar geen plekje eelt aan zit’.
Liefdesperikelen
Een indringende episode uit Paula’s jonge jaren is de korte vriendschap met het meisje Charlie. Na schooltijd brengen ze samen uren door in het luxe grachtenpand waar Charlie met haar zieke moeder en excentrieke broer woont. De meisjes gaan volledig in elkaar op en Paula raakt – als meisje van eenvoudige komaf in een indrukwekkende omgeving – hevig bedwelmd door haar nieuwe vriendin. Van Keulen brengt de voorzichtige liefdesperikelen tussen de twee op een subtiele wijze aan de oppervlakte, in het midden latend of er sprake is van werkelijke passie of slechts de fantasie van Paula. In deze wat raadselachtige atmosfeer komt dokter Adami op de proppen, een obscure magnetiseur die is aangetrokken om de zieke moeder van Charlie te ‘behandelen’. Hij is de man die voor Paula de kaarten legt en haar dwingend adviseert geen kinderen te nemen: ‘het zou je slecht bekomen’.
Dat bizarre advies komt aan de oppervlakte als Paula haar dochter herkent als hoofdverdachte in het politiebericht. Met dat gegeven bouwt Mensje van Keulen een fenomenaal verhaal waarin de terugblik belangrijker is dan de hedendaagse werkelijkheid. Ze brengt de lezer op fijnzinnige wijze in verwarring, maakt de contemplatieve moeder tot middelpunt en weet haar betrekkelijk aangename leven in één klap onderuit te halen. Alle vertrouwen en zekerheid zijn verdwenen, de onvoorspelbare kaarten lijken geschud. En met een veelzeggend slotakkoord besluit Van Keulen: ‘Ik kijk naar buiten en probeer iets te onderscheiden, maar de tuin is in het donker verdwenen’.