Chileense watervrees
Het langgerekte Chili heeft een kustlijn van 6000 kilometer. Toch staat het land met de rug naar de zee. De Chilenen zijn vooral gericht op het binnenland, van het water moeten ze niet zoveel hebben.
In het aangenaam meanderende filmessay El Botón de Nácar probeert de Chileense documentairemaker Patricio Guzmán de watervrees van zijn landgenoten te doorgronden. Hij schuwt daarbij het grote gebaar niet. In zijn film verbindt hij het Chileense water met de geschiedenis en het universum.
Stelselmatige uitroeiing
Hij laat zien hoe de inheemse volkeren die op de vele eilanden in Patagonië leefden stelselmatig zijn uitgeroeid door de Spaanse kolonisten en door de van hen afstammende Chilenen. Guzmán spoorde enkele afstammelingen van deze ‘waterstammen’ op, wat een aantal ontroerende gesprekken oplevert die worden gecombineerd met prachtige archieffoto’s.
Daarbij laat de filmmaker het niet. In zijn dichterlijke essaystijl trekt hij de lijn van de uitroeiing van de Patagoonse bevolking door naar het Pinochet-bewind. Ook daarin speelt water weer een belangrijke thematische rol. Gevangenen werden door de junta-militairen gedrogeerd en vervolgens, verzwaard met een stuk spoorrail, uit een helikopter of vliegtuig in zee gedumpt. De stukken verroest staal op de zeebodem markeren nog steeds de vele doden.
Lyrische beelden
Dat klinkt als een – letterlijk – loodzwaar verhaal, maar toch weet Guzmán met zijn beschouwende toon de film aangenaam poëtisch te houden. El Botón de Nácar is geen fel politiek pamflet, maar de literaire aanklacht die in lyrische beelden van oceanen, gletsjers, bergen en woestijnen verpakt is, komt daardoor des te harder aan. Schoonheid, woede en ontroering komen zo op een wonderlijke manier samen in dit bijzondere filmessay.