Een schermer voor wie geen verkeerde afslagen bestaan
Welke afslag Wilfried de Jong ook neemt – op de fiets of met de auto – altijd zijn er mensen met gedeukte levens, die zich openen voor de man die aan wat zachte prikjes voldoende heeft.
Eigenlijk is Wilfried de Jong schermer. Niemand kan zo met prachtige filmpjes, minidocumentaires bijna, langer om een onderwerp heen blijven dralen, tot je na afloop moet concluderen dat hij juist door die omtrekkende bewegingen zijn onderwerp in het hart geraakt heeft. Wie wil weten wie Ruud van Nistelrooy is en waarom, heeft genoeg aan het filmpje dat De Jong ooit over de voetballer maakte voor Holland Sport. En wie wil weten wat Parijs-Roubaix nu precies inhoudt, hoeft slechts dit filmpje te bekijken.
Niet alleen fietsen
Ook in zijn interviews schermt De Jong: hij sluit mensen op in een kamer, gooit een balletje over met de gast, zet een espressootje, en als de 24 uur om zijn, blijkt de geïnterviewde zijn ziel en zaligheid aan de natie te hebben uitgeserveerd. De Jong staat ernaast, doet alsof hij nergens iets mee te maken heeft. Het doel is bereikt.
Zoals hij schermend interviewt en programma’s maakt, zo schrijft hij ook. Met kleine stapjes vooruit en achteruit, af en toe een prikje, maar zonder de lezer ooit te hard te raken. Het omslag van Kop in de wind, De Jongs nieuwste bundel en de opvolger van het megasucces De man en zijn fiets, toont de geduldige schermer in een prachtige auto. De auto staat in een verlaten weiland, alsof hij ergens een verkeerde afslag heeft genomen. De Jong zit op de bijrijderstoel: híj heeft de auto hier niet heen gestuurd, maar hij zat erbij en het gebeurde gewoon.
Kop in de wind bevat tien verhalen, tien lange verhalen, allemaal met een ik-figuur die verdraaid veel aan Wilfried de Jong doet denken. In tegenstelling tot De man en zijn fiets is Kop in de wind een échte verhalenbundel, geen smeltkroes van journalistieke stukken, columns, non-fictie en fictie. Bovendien gaat het De Jong dit keer niet alléén om fietsen. Of: niet alleen om fietsen. De fiets is meer dan ooit een vervoermiddel ergens anders heen: op de fiets leer je de wereld pas goed kennen.
Muurvast tussen de bramen
Neem het verhaal ‘Mona Lisa’ (voorgepubliceerd in het laatste nummer van wielertijdschrift De Muur), waarin een sprookjesachtige vrouw, een petemoei eigenlijk, haar opwachting maakt. Tijdens een beklimming van de col L’Homme Mort wil de ik-figuur zijn bidon bijvullen. Hij wordt binnengevraagd door ene Lisa, een leeftijdsloze vrouw die alle grote klimmers uit de geschiedenis zou hebben ‘behandeld’. Het hele verhaal lijkt een koortsdroom van een man van middelbare leeftijd die heeft overdreven bij het fietsen, maar het is meer dan dat: het gaat verder waar de mythes rond de wielersport ophouden. Aantoonbare onwaarheden hoeven niet altijd gecheckt te worden, daar zijn de verhalen veel te mooi voor.
Heel mooi ook is het tweede verhaal van de bundel: de hoofdpersoon rijdt een meerkoet omver en begraaft het beest in de berm. Dit is De Jong op zijn best: in een ogenschijnlijk onnozele gebeurtenis opent zich de ene bodem na de andere, een verhaal als een baboesjka. Andere verhalen zijn al even melancholisch, zoals ‘Kramp’, waarin de hoofdpersoon wordt geconfronteerd met de voortschrijdende beperkingen van zijn oude lichaam tijdens een ritje door de duinen, of ‘Wol’, over een nachtelijk bezoek aan een jazzclub met een eenzame jongen op een fiets van wol.
Werkelijk ontroerend is het verhaal ‘Bocht’: na een val in de afdaling van een bergje in Umbrië ligt de ik-figuur – zonder telefoon – muurvast in de braamstruiken, onzichtbaar vanaf de weg. Hij trekt de aandacht van een motorrijder, die op weg is naar het ziekenhuis: zijn vrouw kan ieder moment bevallen, veel te vroeg. De Jong mag achterop, voor deze ene keer. In het ziekenhuis wordt hij behandeld – het valt allemaal best mee met zijn verwondingen en hij besluit zijn redder te gaan opzoeken op de kraamafdeling.
Zonder benen in de jaccuzzi
Een wonderlijke uitzondering in deze van melancholie en mededogen voor de mens doordrenkte bundel is het verhaal ‘Hotel Neuf’: een verblijf in een Frans bejaardenhotel waar overal kabouters staan, wordt opgefleurd door een ritje met een Amerikaanse ex-militair zonder benen. Geen typisch De Jong-personage, deze Fats: een scheldende cynicus die zijn ziel niet makkelijk door De Jongs degen laat raken. En toch: in de slotscène in de jacuzzi – de gezonde Hollander en de geamputeerde Amerikaan – valt de façade langzaam weg. Daaronder bevindt zich altijd vooral veel onbeholpen kwetsbaarheid, maar dat weet Wilfried de Jong al een jaar of dertig.
Terug naar die omslag: de man in de bijrijderstoel. Die auto heeft helemaal geen verkeerde afslag genomen: in het werk van Wilfried de Jong bestaan helemaal geen verkeerde afslagen. Je komt tenslotte altijd ergens uit, ergens waar het ook best eens heel mooi kan zijn.