De terugkeer van de omgevallen boekenkast
Het is een titel die een gewichtig boek insinueert: Het creëren van de vijand. Umberto Eco wilde het boek eigenlijk gewoon ‘Gelegenheidsgeschriften’ noemen. Minder aantrekkelijk, maar een betere benaming. Dat zijn het immers, slechts een van de stukken gaat over vijandsbeelden.
Eco is vooral bekend door zijn romans. Vorig jaar was De begraafplaats van Praag nog een bestseller, zijn eerste roman, De naam van de Roos, werd zelfs verfilmd. Maar Eco is in de eerste plaats een wetenschapper, semioticus, gespecialiseerd in middeleeuwse literatuur en de werken van James Joyce.
Neo-avantgarde
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw was Eco al bezig naam te maken in de academische en literaire wereld, als jong en aanstormend semioticus. In 1963 hoorde hij bij de oprichters van de Gruppo 63, een neo-avantgardistische groep Italianen. Zij probeerden niet alleen de literatuur en beeldende kunst te vernieuwen, maar ook het denken daarover. Het structuralisme raakte net in zwang, Roland Barthes stond op het punt om Death of the Author te schrijven. En Eco liep mee in de voorhoede.
In Het creëren van de vijand zijn vijftien stukken van Eco verzameld die hij voor specifieke gelegenheden heeft geschreven: congressen voor semiotici, een jubileumviering, verschillende jaarboeken en een openingslezing voor een congres over ethiek. Het enige wat de stukken met elkaar gemeen hebben is dat Eco hun onderwerp niet zelf heeft gekozen. De geschriften hebben dan ook niet tot doel tot denken aan te zetten, maar eerder
zowel spreker als gehoor te amuseren. Kortom, het gelegenheidsgeschrift is een barokke oefening in welsprekendheid, te vergelijken met het soort uitdagingen dat Rosanna oplegde aan Christian (en daarmee ook aan Cyrano de Bergerac), in de trant van: ‘vertel me eens iets over de liefde.’
Overzichten en opsommingen
Eco is geïnteresseerd in hoe iets een boodschap overbrengt en met wat er nu precies gezegd wordt. Zijn stuk over Thomas van Aquino (‘Geen embryo’s in het paradijs’) is daar een mooi voorbeeld van. Door een nauwkeurige analyse van Thomas’ werk betoogt Eco dat de middeleeuwse denker helemaal niet tegen abortus was. De ‘Overpeinzingen bij Wikileaks’ betogen vooral dat een echt geheim een ‘leeg geheim’ is, iets wat nooit gedeeld wordt. Daarmee wordt een echt geheim ook nutteloos, want onkenbaar. De geheimen die de verschillende geheime diensten verzamelen zijn dat volgens Eco niet – Wikileaks publiceerde een hoop gegevens die al publiekelijk bekend waren.
In tegenstelling tot eerdere non-fictiewerken van Eco, zoals De structuur van slechte smaak, Kant en het vogelbekdier en Zes wandelingen door fictieve bossen mist Het creëren van de vijand coherentie. De breedte van onderwerpen is echter geen bezwaar, eerder een voordeel van het boek. Een echt specialistische uiteenzetting ontbreekt in het boek. De beperkte ruimte voor ieder onderwerp voorkomt dat Eco te veel op de millimeter gaat werken. Zo blijft het redelijk goed te volgen, ook als je niets van het onderwerp weet.
Bibliotheca semiologica, curiosa, lunatica, magica et pragmatica
Eco lijkt vooral bezig te zijn met onderwerpen in hun context te plaatsen. Zo verzanden de stukken soms in overzichten en opsommingen. ‘Schatgraven’ spant wat dat betreft de kroon – een opsomming van schatten, waar ze te vinden zijn, waar ze vandaan komen en waar ze hun waarde aan ontlenen. Eco heeft een enorme bibliotheek en dat wil hij laten merken ook. De verwijzingen vliegen je om de oren. Indrukwekkend allemaal, maar af en toe wat protserig en overbodig. Ook zijn voorliefde voor citaten loopt soms weg met de stukken. Zeker als het oorspronkelijke Latijn niet vertaald wordt.
De diversiteit van onderwerpen in Het creëren van de vijand is een groot pluspunt. Toch kan het boek niet heel erg boeien. Daar wraakt zich toch het feit dat het gelegenheidsgeschriften zijn. Alle stukken zijn geschreven met een specifiek doel voor ogen, een specifieke plek om uitgesproken of gepubliceerd te worden. Hoewel goed te volgen zijn de stukken vrij specialistisch, geen wonder gezien het feit dat ze voor een specifiek, bijna per definitie geïnteresseerd publiek geschreven zijn. Hoewel het flauw lijkt, komt de gedachte dan onwillekeurig boven: daar had je bij moeten zijn.