Mededogen voor monsters
Er is veel lelijks in de wereld. Gelukkig, want het zou anders maar een saaie boel worden. De geschiedenis van de lelijkheid van Umberto Eco toont het mismaakte zusje van de schoonheid in een lange reeks bonte verschijningsvormen. Benodigd: een sterke maag en een groot hart.
Je zou kunnen zeggen dat lelijkheid, niet schoonheid, het leven draaglijk maakt. Lelijkheid maakt de dingen écht, vond Dorian Gray. Dit narcistische romanpersonage van Oscar Wilde wist hoe het voelde om nooit lelijk te worden – en het beviel hem uiteindelijk slecht. Het is eenvoudig voor te stellen dat een wereld zonder lelijkheid, kwaad, pijn en dood een even ondraaglijke als oneindige saaiheid oplevert. Je zou haast sterven van verveling. Hoezeer schoonheid ook de zinnen prikkelt, ze doet dat toch vooral door de gunstige vergelijking met het banale, het misvormde en het walgelijke.
Slappe tiet
De geschiedenis van de lelijkheid, onder redactie van de duizelingwekkend erudiete Italiaanse schrijver en wetenschapper Umberto Eco, belooft dan ook een spannender leeservaring te bieden dan diens eerder verschenen De geschiedenis van de schoonheid. Dat is het ook, afgezien van de onhebbelijke gewoonte van mensen om lelijkheid van vroeger nu plots mooi te vinden, waardoor er nog aanzienlijk veel schoonheid in Eco’s boek geslopen is.
De lelijkheid ontsnapt
Het bezingen van een lelijke tiet mag dan ironisch zijn, het is onderdeel van een eeuwenoude traditie om lelijkheid te prijzen. Vaak in dezelfde stijl als waarmee schoonheid geroemd wordt. Opvallend veel teksten in het boek bespreken lelijkheid in zo niet jubelende dan toch milde bewoordingen. Daaruit blijkt dat er manieren zijn waarop lelijkheid in een gunstig daglicht kan komen. Noem het vluchtwegen of ontsnappingsclausules.
Ten slotte is er voor een lelijk object altijd nog een dubieuze vluchtroute via camp. Dat maakt het lelijke van gisteren vandaag tot mooi – juist omdat het lelijk is. Denk aan het onuitstaanbare schilderij van een huilend zigeunerjongetje. Dubieus is deze route vooral omdat het etiket camp definitief de lelijkheid van het object vaststelt. En dat terwijl het ooit, zoals alle échte camp, toch heel oprecht als iets moois bedoeld was.
Barmhartig
Lelijkheid is relatief. Eco kan het nauwelijks voldoende benadrukken. Esthetische normen verschuiven, het begeerlijke wordt afstotelijk, het onooglijke fraai. Desondanks blijft er veel lelijkheid over die nooit aan haar lot ontsnappen kan. Eco schrijft daarover: “Geen enkel bewustzijn van de betrekkelijkheid van esthetische waarden kan voorkomen dat wij in dat soort gevallen zonder aarzelen het lelijke herkennen en dat we er niet in slagen het in iets aangenaams te transformeren.” Voor die vormen van lelijkheid sluit De geschiedenis van de lelijkheid af met een oproep tot mededogen.
Meer nog dan de lach of de koude rilling kan mededogen een reden zijn om nu en dan eens naar het boek van Eco te grijpen. Om het mismaakte met een glimlach vol barmhartigheid te aanschouwen – en te hopen dat anderen de lelijkheid in onszelf met evenveel mededogen bezien.