Winnaar, dader en slachtoffer ineen
.
Het is het jaar 2004: Lance Armstrong heeft die zomer zijn zesde Tour de France gewonnen, zijn voormalige luitenant en nieuwste uitdager Tyler Hamilton heeft met een rugblessure moeten opgeven (maar ook omdat hij zich heeft geïnjecteerd met bedorven bloed, waardoor zijn urine pikzwart wordt en hijzelf ziek). De Olympische Spelen in Athene moeten Hamiltons revanche op zijn voormalige leider worden. Het lukt.
Klant is koning
Hamilton wint de Olympische tijdrit, Armstrong wordt derde. Een paar weken later wordt hij betrapt op een transfusie met bloed dat niet van hem is. Ondanks een legendarisch geworden excuus over een in de baarmoeder doodgebleven tweelingbroer die verantwoordelijk is voor het andere DNA, is zijn wielerloopbaan voorbij. Het zal nog acht jaar duren alvorens ook de nummer drie van de tijdrit aan de schandpaal genageld wordt.
Toen Hamiltons biografie De wielermaffia (een titel die de lading onvoldoende dekt – wat was er mis met een meer letterlijke vertaling van de oorspronkelijke titel, The secret race?) deze zomer in Amerika verscheen, was dat wereldnieuws, net zoals zijn voorproefje in het populaire interviewprogramma ’60 minutes’ dat was geweest. Reden: Hamilton had ervoor gekozen alles te bekennen. Echt, alles. Een openheid waar in het wielrennen geen prijs op wordt gesteld. Wielrennen is de sport van de illusie. Sponsors, media en organisatoren drijven de coureurs al een eeuw lang steeds weer in een juxtapositie: het publiek wil spektakel en het publiek wil de schijn van eerlijkheid. Een onmogelijkheid; sport is immers per definitie oneerlijk – maar wat het publiek wil, dat kan het krijgen. Ook in het wielrennen is de klant immers koning.
De Blik
Hamilton verbrak de omerta, spuwde in de bak waaruit hij al die jaren gegeten had en gooit in deze biografie alles op tafel. Met dank aan zijn biograaf – de uitstekende schrijver Daniel Coyle – biedt hij een huiveringwekkende blik op wat soms meer lijkt op het leven in een maffiafamilie dan het leven van een sportman. De aandacht van de lezer ligt bij het bedrog van Armstrong; Hamilton besteedt dan ook veel aandacht aan zijn vroegere kopman. Ongetwijfeld omdat Armstrong verkoopt, maar ook omdat de zevenvoudig Tourwinnaar tien jaar lang de meest invloedrijke factor in de levens van zijn ploegmaats, zijn bazen en zijn tegenstanders was.
Het beeld dat Hamilton van Armstrong schetst is dat van een psychopaat, het is niet anders. Gruwelijk zijn de beschrijvingen van De Blik: Armstrongs borende manier van kijken wanneer iemand iets zei dat hem niet aanstond, bijvoorbeeld aan het diner. De stiltes die volgden op De Blik, moeten tot de meest ongemakkelijke ooit hebben behoord. Of die scène waarin Hamilton en Armstrong tijdens een training worden gesneden door een automobilist. Hamilton scheldt, maar Armstrong keert zijn fiets, haalt de auto in, sleurt de chauffeur achter het stuur vandaan en ramt hem vervolgens helemaal in elkaar.
Not normal
Armstrongs ziekelijke drang de beste te zijn, kent morele noch fysieke grenzen. Alles is geoorloofd, want, zo luidt zijn gouden regel: ‘Wat je ook doet, die andere klootzakken doen meer.’ Wanneer iemand uit een andere ploeg opeens opvallend goed rijdt, noemt Armstrong dat in het peloton ‘not normal’. Dat hij en zijn team ook verre van ‘normal’ zijn, lijkt niet in hem op te komen. Zijn ploeg en hij gebruiken al jaren ‘Edgar’, zoals EPO in jargon heet. Armstrong is een perfectionist, de Cruijff van het wielrennen, iemand die over alles een mening heeft en alles beter weet: welke waterdoppen op de flessen zitten, hoe je een espresso maakt, welke aandelen je moet kopen.
Interessant is het ook om te lezen hoe monomaan hij zich met zijn concurrenten bezighoudt: Armstrong is een eenmansroddelrubriek, hij kent de moeilijkheden van iedere renner, diens huwelijksproblemen, de methoden van diens dokter. Hamilton vermoedt dat hij een stagiair heeft ingehuurd om al die nieuwtjes aan hem door te briefen. Armstrong bepaalt zelfs waar Hamilton woont. Wanneer hij het zat is in Frankrijk en naar Spanje verhuist, moeten Hamilton en diens vrouw – die zich aan de Cote d’Azur net op hun gemak voelen – mee. Ze gaan wonen in hetzelfde Spaanse appartementencomplex als de Armstrongs. Wanneer Hamilton vervolgens naar een andere ploeg gaat omdat hij zelf de Tour wil proberen te winnen, hoopt hij altijd wanneer hij thuiskomt dat zijn buurman niet thuis is. De intimidatie gaat altijd door, door de muren van de garage heen.
Uitzondering
Hamiltons verhaal is het verhaal van een verziekte sport, een sport waarin volgens hem op de gezichten van de winnaars altijd een zekere onrust te bespeuren valt, omdat iedere zege hen een stap dichter bij de ontmaskering brengt, omdat geen overwinning de voortdurende leugen de moeite waard maakt. Wie betrapt wordt, moet ontkennen. Wie toch bekent, kan nooit helemaal open kaart spelen.
Hamilton deed het anders. Hij bekende alles. Zijn verhaal moet gehoord worden, omdat alleen de ontmaskering van de cynische werkelijkheid tot een verandering in die werkelijkheid kan leiden. Wat Hamilton zegt over de foto’s van grote renners klopt. Ze zien er gelukkig, moe en een beetje angstig uit; als je het zien wil, zie je het. Winnaar, dader en slachtoffer in één gezicht.
Er is één uitzondering op die regel.
Precies.