Boeken / Fictie

Wieringa’s personages komen nooit echt thuis

recensie: Tommy Wieringa - Dit zijn de namen

Iedere nieuwe roman van Tommy Wieringa is weer een debuut. Elke keer slaat hij nieuwe wegen in, vaak letterlijk: he sets foot where barely no man’s set foot before.

Het moet nu één, twee jaar geleden geweest zijn dat Tommy Wieringa te gast was in het tv-programma ‘Verborgen verleden’. Als een detective volgde hij zijn stamboom naar boven, met de overgave van iemand die niets liever wil dan weten waar hij vandaan komt. Wieringa’s voorvaderen bleken in een niet eens zo heel grijs verleden naar Amerika te zijn verkast en de schrijver vereerde zijn verre verwanten overzee met een bezoekje. Daar stond hij, de schrijver van het Hollandste jongensboek, bij het graf van de man die bijna dezelfde naam droeg als hij. Het leek slechts een kwestie van tijd alvorens Wieringa een parel over migratie en ontheemding zou toevoegen aan de kroon die zijn oeuvre is.

Honkvast vs. nergens thuis


Nu ligt er Dit zijn de namen, een roman minder ambitieus van opzet dan Caesarion, minder onbekommerd vrolijk dan Joe Speedboot en minder plot-driven dan Alles over Tristan. Wat Wieringa’s nieuwste dan wel is? Een verkenning van zijn altijd aanwezige thema, dat van de reis en de aankomst, van honkvastheid tegenover nergens thuis zijn. Of, in de woorden van Pontus Beg: ‘Zijn oude ziel afleggen, dat rafelige, versleten ding, er een nieuwe voor in de plaats krijgen. Wie wilde dat niet?’

Michailopol is een fictief stadje ‘ergens in de steppe’ waar de kleinburgerlijkheid van Wieringa’s protagonist Pontus Beg volledig kan ontkiemen. Beg, een politiecommissaris van 53 die slalomt tussen de wijsheden van Confucius en de alledaagsheid van zijn burgermansbestaan, kent nauwelijks uitspattingen, of het moet de maandelijkse vrijpartij van met de huishoudster zijn. Hij lijkt zo weggelopen uit een Britse detectivereeks, een alcoholistische somberman, een cynicus waar de melancholie desalniettemin in straaltjes vanaf loopt.

Ergens in Beg smeult de onrust. Hij verdiept zich in het judaïsme, lijkt te willen vluchten uit de saaiheid van zijn eigen leven en komt terecht bij een rabbijn, die hem inwijdt in de geschiedenis van het jodendom, een historie die natuurlijk bestaat uit één eindeloze vlucht. Parallel aan Begs individuele worsteling speelt zich nog een vlucht af, een échte, Mozes in de woestijn uncensored. Een bonte groep non-descripte vluchtelingen doolt ongericht en uitgehongerd rond over de steppes rond Michailopol, op zoek naar een beter leven, een nieuw begin.

Het herschikken van je leven
Wieringa gooit het in Dit zijn de namen over een andere boeg. Dat zit ‘m vooral in de toon die uit de bladzijden opklinkt, een gedragen, soms zelfs zwaarwichtige toon die past bij de persoon van de zwijgzame Beg, Een toon ook die doet denken aan de vertelstem in Cormac McCarthy’s The Road, ook een roman waarin verhaald wordt van een heilloze zoektocht door een dor en verlaten landschap. En wie de roman nog nader beschouwt, zal ook de invloed van de verhalen uit Isaak Babels De Rode ruiterij (een favoriet van Wieringa) herkennen. Daarnaast beschrijft de schrijver de grauwe Sovjetsfeer van corruptie en armoe, een beeld dat ook virtuoos werd opgeroepen door Henning Mankell in zijn Honden van Riga – een policier.

Nee, het is niet voor het eerst dat Wieringa zich aan nationaliteit noch landsgrenzen iets gelegen laat liggen. Al in zijn doodgezwegen jeugdwerk (Dormantiques Manco en Amok) draaide veel om reizen, Alles over Tristan speelde zich voor een aanzienlijk deel in Portugal af en ook Caesarion was een internationale roman. Uitzondering hierop vormt Joe Speedboot, maar juist in die roman speelden de thema’s van opnieuw beginnen, niet te blussen reislust, migratie en het herschikken van je leven dan weer een cruciale rol.

Het Grote Verhaal
Het verschil tussen Wieringa’s eerdere werk en Dit zijn de namen bevindt zich vooral op het niveau van het verhaal zelf: dat is dit keer iets minder beklijvend en tot doorlezen dwingend dan vorige keren. Personages worden gestuurd door een alomtegenwoordig motief, meer dan door zorgvuldig ingetekende karakters. Daar komt bij dat in Dit zijn de namen de thema’s behoorlijk ondubbelzinnig worden benoemd: wanneer de verteller op concentratiekampbeelden álludeert, wordt dat tien pagina’s later nog eens fijntjes benadrukt. En wanneer je net begrepen denkt te hebben waar het in Dit zijn de namen écht om gaat, krijg je de conclusie in het slot nog eens expliciet voor je kiezen.

Wieringa heeft het menselijke verhaal ingeruild voor het Grote Verhaal. Gebleven zijn de weergaloze vergelijkingen, het muzikale ritme van de zinnen en de tomeloze ambitie om zich op geen enkele manier te beperken. In dat laatste is Wieringa nog altijd een uitzonderlijke schrijver in het Nederlands taalgebied, een uitzonderlijk goede uitzondering.