Paradoxaal genieten met Tim Parks
.
De achterflap kondigt al aan dat Parks uiteindelijk zijn toevlucht neemt tot ademhalings- en ontspanningsoefeningen en de foto op de voorkant laat hem geheel in wit gekleed zien, peinzend bij een imposante waterval. Het zou gerust thuisland Italië of geboorteland Engeland kunnen zijn, maar het is vast India. De suggestie van ‘newagepropaganda’ is daarmee gewekt, maar wordt onmiddellijk ontkend op de achterflap: ‘New age is niet bepaald zijn scene.‘
Genadeloos eerlijk
Leer ons stil te zitten is evenwel veel meer dan een waargebeurd verhaal over Parks’ pijn bij het plassen. Zijn weigering om zonder duidelijke medische indicatie een operatie te ondergaan, brengt Parks tot een confrontatie met zijn leven als auteur, academicus, kajakker en – pas in de laatste plaats – huisvader. Het verslag van zijn zoektocht naar verlichting van de pijn wordt daarmee een meditatie op bewust leven.
Genadeloos eerlijk en met een aangenaam droge humor vertelt Parks over zijn angst uitgemaakt te worden voor hypochonder en zijn noodzaak gewaardeerd en geprezen te worden. Zijn aanvankelijke ontkenning van de pijn komt voort uit een angst om te veel te zwelgen in zijn eigen lijden. Een angst die niet alleen heel herkenbaar is, maar bovendien uitermate humoristisch geïllustreerd wordt. Vertaalster Lidy Pol verdient overigens een pluim dat zij deze typisch Britse humor ook in het Nederlands tot zijn recht laat komen.
Uiteindelijk zoekt Parks zijn heil bij zelfhulpboek A Headache in the Pelvis. Met frisse tegenzin onderwerpt hij zichzelf aan de ‘paradoxale ontspanningsoefeningen’ die inderdaad eerder paradoxaal dan ontspannend zijn, maar uiteindelijk wel degelijk, zij het na lang en hard werken, verlichting brengen.
Retraites
Het karakteriseert Parks als auteur dat hij naast die fysieke arbeid ook mentaal met zichzelf aan de slag gaat. Hij omschrijft dit als een streven om zijn ‘lijdende ik’ en zijn ‘literaire ik’ nader tot elkaar te brengen. De ‘literaire ik’ die zo graag alles in woorden wil beleven, doet te weinig om de ‘lijdende ik’ uit zijn lijden te verlossen. De retraites waarin Parks zich overgeeft aan meditatie kunnen dan ook het beste gezien worden als een hoognodige poging om de literaire ik, in ieder geval tijdelijk, te verstommen. Gelukkig slaagt Parks hier nooit echt in.
Intrigerend aan dit boek is de wijze waarop Parks beschrijft hoe de geest het lichaam zou moeten bijstaan, maar dat helaas niet altijd doet. De lezer treft daarnaast prachtige overpeinzingen aan over de manier waarop het lichaam omgekeerd de geest voedt. Zo vormt Parks’ veranderende interpretatie van Velazquez’ schilderij De Waterverkoper een rode draad die treffend de effecten van zijn pijnbeleving duidelijk maakt.
Neemt Leer ons stil te zitten nu echt alle scepsis over new age weg? Daarvoor herbergt het boek toch te veel tegenstrijdigheden. Zo is Parks’ zelfverklaarde onwetendheid over meditatie en andere newagepraktijken niet in overeenstemming met de rest van zijn oeuvre. Bovendien rieken de passages over Parks’ acceptatie van de dood als uiteindelijke sleutel tot genezing wel degelijk naar new age. Voor de lezer wiens scene dit niet is, vragen deze veel inlevingsvermogen. Helemaal paradoxaal is zijn beslissing om het gevecht met de ‘literaire ik’ zo erudiet op papier te zetten. Een paradox overig die bij nader inzien zeer treffend op de voorkant is afgebeeld: Parks zit hopeloos krom, terwijl hij nu juist heeft leren recht te zitten. Uiteindelijk leert het boek ons niet stil te zitten, maar het geeft wel aanwijzingen over het omgaan met tegenstrijdigheden.