Boeken / Fictie

Onderonsjes met Charlie

recensie: Thomas Glavinic (vert. Gerrit Bussink) - Hoe men leven moet

.

De hoofdpersoon uit de nieuwste roman van Thomas Glavinic vertelt over zijn leven van puber tot bijna dertiger. Voor hem zijn slechts twee dingen belangrijk: seks en de boeken van Karl May. 

De Oostenrijker Thomas Glavinic brak in Nederland door met Nachtwerk, dat handelt over een man die op een ochtend tot de ontdekking komt dat hij de enige mens ter wereld is. Deze bloedserieuze, filosofische roman vormt een groot contrast met Hoe men leven moet. De ik-figuur in dit boek vertelt over zijn leven dat gekenmerkt wordt door stunteligheid en een schouderophalende mentaliteit. Dat hij als dikke puisterige puber op de middelbare school met drie meisjes naar bed is gegaan, ziet hij als zijn grootste prestatie uit die tijd: ‘meer kan je van school niet verwachten’.

Hartaanval

Seks blijkt een van de belangrijkste drijfveren in het leven van Charlie, de keuze voor de studie kunstgeschiedenis is genomen op basis van het grote aantal vrouwelijke studenten. De pokdalige Charlie doet het verbazingwekkend goed bij de andere sekse. De enige die zich stoort aan zijn overgewicht of puistjes is zijn alcoholistische moeder. Ze komt sporadisch bij haar zoon aan met speciale gezichtscrèmes of commentaar op zijn eetpatroon, maar negeert hem verder volledig. Voor ‘Moederlijke liefde’ moet Charlie bij tantes zijn. Vooral zijn oudtante van zevenennegentig jaar staat hem na. De goede band tussen beide komt haar duur te staan. Charlie is zo bezorgd om zijn tante dat hij enkele keren midden in de nacht bij haar inbreekt om te kijken of ze nog leeft. Tijdens een van de nachtelijke bezoekjes bezorgt hij haar een hartaanval.

In de roman wordt niet lang stilgestaan bij haar dood, of bij de andere sterfgevallen – naast zijn oudtante sterven ook een vriendin en arts indirect door Charlies schuld. De bewuste scènes moeten vooral kort en grappig zijn. Als de stuntelige Charlie zijn oma juist doodt omdat hij zo bezorgd is, ligt de ironie van die situatie er zo dik bovenop, dat het nauwelijks nog grappig is. Ook de tweede dood is grappig bedoeld: in de scène waarin door Charlies indirecte toedoen een arts wordt geëlektrocuteerd gaat het er vooral om dat Charlie een tweede keer bij een dood betrokken is. Hetzelfde geldt voor de dood van zijn vriendinnetje. Dat zij stikt lijkt er niet toe te doen, maar dat de omstanders, inclusief Charlie, te stoned zijn om 112 te bellen wel.

Snack

De sterfgevallen worden door Glavinic ingezet om de lachers op zijn hand te krijgen. Dit is ook het geval bij minder dramatische, maar even grappige bedoelde situaties zoals Charlies ontmoetingen met een swingersechtpaar. Natuurlijk is de protagonist veel netter dan hen en vindt hij de sm-achtige pakjes van het echtpaar maar raar; de voorspelbare grappen en seksuele opmerkingen liggen te voor de hand.

Glavinic schakelt in de roman van de ene gebeurtenis over op de andere, zonder ergens dieper op in te gaan. De lezer krijgt hierdoor nooit inzicht in de gedachtenwereld van het hoofdpersonage. De protagonist wordt net zo ‘licht’ voorgeschoteld als het luchtige plot, voor zover er sprake is van een verhaalontwikkeling. Dit alles maakt van de 239 bladzijden tellende roman een snack – lekker als tussendoortje, maar niet bepaald voedzaam.