Terugblikken door de ogen van nu
Jacques Klöters (1946), als veelweter van de kleinkunst al sinds lang opvolger van good old Wim Ibo (wie kent hem nog?), heeft zonder vaste werkdagen tijd voor herinneringen en overpeinzingen. Voor een schare volgers legt hij die regelmatig vast op Facebook, nu ook in een kloek boekwerk met een aan Kierkegaard ontleende titel: Voorwaarts leven, achterwaarts begrijpen.
Het is geen dagboek dat Klöters heeft geschreven, al lijkt de ondertitel Mijn journaal anders te suggereren. Waar hijzelf mede het onderwerp is, als gezinslid en als man van het cabaret, is hij te naturel aardig om als een ego uit te pakken. ‘Ik vind aardig zijn vanzelfsprekend, vind het ook niet zo bijzonder.’ In zijn familiegeschiedenis en ook daarbuiten komen meer anderen aan bod dan hijzelf. Veel van die anderen zijn Amsterdammers, zodat de stad Amsterdam voor veel couleur locale zorgt. Hijzelf laat zich kennen als een round character in een goede balans tussen openhartigheid en terughoudendheid.
Nieuwsgierig
We volgen Klöters als nieuwsgierig chroniqueur in zijn naspeuringen van en opsporingen naar onbekend materiaal aangaande de geschiedenis van het cabaret. Hij spoort nabestaanden op en stuit op archieven, wat spannende passages oplevert. Dezelfde nieuwsgierigheid legt hij aan de dag voor het verleden van zijn familie. Herinneringen hebben zich stevig in zijn hoofd vastgelegd. ‘Mijn geheugen neemt nooit vrij en maakt overuren.’ Er is veel minder een opsomming van feiten en anekdotes dan de weergave van een cultuur, in heel wat opzichten verleden tijd, maar intens beleefd.
Veel stukjes gaan over artiesten die Klöters al dan niet persoonlijk gekend en in ieder geval bewonderd heeft, vaak aan het cabaret gelieerd. Daar zijn bijvoorbeeld landgenoten bij als Adèle Bloemendaal, Annie M.G. Schmidt, Toon Hermans en Hans Dorrestijn, maar ook buitenlandse artiesten duiken her en der op. Hij overstijgt de human interest omdat hij echt human interested is.
Klöters schrijft over BN’ers en als gewone Amsterdammer net zo goed over wie hij ook maar tegen het lijf is gelopen. De soepel prettige stijl verraadt dat ook de auteur soepel prettig is. Vaak lezen we grappige formuleringen:
Tante Grietje was al oud, had een gezicht als een landkaart en boven haar ogen hingen de vellen als toneelgordijnen omlaag.
Kernwaarden
Er wordt een losse chronologie gehanteerd en naarmate de tegenwoordige tijd nadert minderen de gebeurtenissen en nemen de overpeinzingen en opvattingen toe. Die laatste zijn op zichzelf niet opzienbarend en ontkomen niet helemaal aan een gemiddeld moralisme, maar zijn prettig geformuleerd, en dat scheelt. Ze zijn meestal ook verbonden aan sterk doorleefde persoonlijke ervaringen, zeker die met zijn geliefde van weleer, Lenette van Dongen. Prettig is ook dat Klöters zich weet te beperken tot wat hij als kernwaarden ziet. Zijn idealisme legt het niet volledig af bij zijn realisme. Tussen die twee ontwaart hij meer vragen dan loepzuivere antwoorden.
Jammer dat jongere generaties door de golfslagen van de huidige cultuur weinig nota zullen nemen van Klöters’ boek en daardoor ook van artiesten die nog steeds te genieten zijn. Maar ouderen onder ons weten wie Adèle Bloemendaal is en horen haar karakteristieke stemgeluid van de drukletters opklinken.