Boeken / Non-fictie

Nationaal en democratisch socialisme

recensie: Rob Hartmans - Vijandige broeders?

.

De veelzijdige fascistische dreiging maakte de SDAP (die in 1946 een doorstart maakte als PvdA) bewust van haar fouten. Partijprominenten als Willem Banning spraken van sociaal-democratische ‘onbetaalde rekeningen’ die wél werden voldaan door de nationaal-socialisten. De sociaal-democratie verwaarloosde de middenklasse, opereerde te rationeel-uitleggerig en had bovenal maar weinig oog voor het verlangen naar collectieve zingeving, voor vaderlandsliefde en andere ‘opiaten’.

Een politieke en ideologische kentering
In feite zat de SDAP klem tussen de nog altijd gedeeltelijk aangehangen marxistische theorie en de pragmatische, ‘burgerlijke’ politiek. Volgens de rigide marxistische schemata bestaat de middenklasse immers niet, hebben de arbeiders geen vaderland en is religie het voorbeeld bij uitstek van vals bewustzijn! Dat het nationaal-socialisme de partij deed realiseren dat theorie en praktijk afweken en dat ze er met streng rationalisme alleen niet kwamen, wil niet zeggen dat die politieke stroming electoraal gezien ook werkelijk zo’n grote bedreiging voor haar was. Maar wat hier telt, is dat dit door de SDAP wel als zodanig werd verondersteld. Dit nu is het uitgangspunt in het doorwrochte Vijandige broeders? van Rob Hartmans, onder meer de vaste recensent van non-fictie in De Groene Amsterdammer.

Zijn vernieuwende centrale these is dat grotendeels als gevolg van de ervaren dreiging van het fascisme – en minder door de economische crisis of de wens uit haar politieke isolement te breken – de SDAP tussen grofweg 1933 en 1937 een politieke en ideologische heroriëntering doormaakte. De electorale en existentiële dreiging was overduidelijk, doordat de partij over de grens kon waarnemen hoe respectievelijk de Duitse Sociaal-Democratische Partij (SDP) het onderspit dolf tegenover Hitlers NSDAP, en hoe de sociaal-democraten (en communisten) vervolgens massaal in concentratiekampen belandden.

De SDAP koos voor meer pathos, zo wordt vooral zichtbaar in de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en in de propaganda rond het terecht fameuze ‘Plan voor de Arbeid’ (1935). Ideologisch was de verandering nog ingrijpender: de partij omarmde de natie, richtte zich meer op het hele volk en niet op enkel de arbeidersklasse, en liet alle voorbehouden varen in de acceptatie van democratie en aanverwante instituties.

'Stuuf' Wiardi Beckman
‘Stuuf’ Wiardi Beckman

Hunkering van het antikapitalistisch hart
Het genoemde Plan van de Arbeid markeert de ommezwaai. Zo gebruikte de SDAP veel propaganda om het onder de aandacht te brengen (‘Het moet, het kan! Op voor het Plan!’). Ideologisch belangwekkend was dat de partij met het Plan voor de eerste keer een werkelijk alternatief presenteerde voor de wijze waarop de regering omging met de crisis. Het Plan bevatte zelfs de indertijd rondzingende contouren van een anticyclische conjunctuurpolitiek. De sociaal-democraten verlieten hiermee op een beslissend punt de marxistische theorie, aangezien er daarin van werd uitgegaan dat de economische ontwikkeling niet te sturen viel en dat het kapitalistische systeem uiteindelijk noodzakelijkerwijs afstevende op de eigen ondergang.

De crisisbestrijding van het Plan was gelijk ook fascismebestrijding. Zoals ‘Stuuf’ Wiardi Beckman, de toenmalige sociaal-democratische ‘kroonprins’, het formuleerde:

Wij komen er niet, als wij voor de fascistische besmetting meest gevoelige volksgroepen op de ‘gevaren’ van het fascisme wijzen. Wij komen er niet, als wij slechts ‘neen’ zeggen. Wij hebben deze crisisslachtoffers het ‘ja’ te brengen, waarnaar hun antikapitalistisch hart hunkert.

Hartmans benadrukt: het Plan was het ‘ja’ van de SDAP.

Titelbroers?
De broeders uit de titel zijn het socialisme en het nationaal-socialisme. Dit verwijst zowel naar de veronderstelde concurrentie tussen beiden – zie het door Beckman genoemde ‘antikapitalistisch hart’ – als naar de vermeende onderlinge verwantschap. Om even actueel te gaan: de PVV en haar schalkse ideoloog Martin Bosma proberen de in naam verwante stromingen gelijk te stellen: zo noemt Bosma Hitler en Den Uyl bloedverwanten.

Die gelijkstelling is belachelijk, maar Hartmans betoogt dat het niettemin zaak is om de moeite te nemen dergelijke stellingen te ontkrachten. Hij heeft een punt, en waarschijnlijk belemmert de op achterflap prijkende PVV-verwijzing de verkoop geenszins – overigens prima, omdat Hartmans een goed boek heeft geschreven.

Ondanks het ‘socialisme’ in beider namen had de SDAP niets wezenlijks gemeen met de extremistische nationaal-socialisten. Want de sociaal-democraten kozen voor de redelijke, linkse middenweg. In retrospectief bleek dit de enige vruchtbare transformatie denkbaar, omdat de SDAP hiermee de fundamenten legde voor de succesvolle, naoorlogse PvdA.